...

US$

km

Blog
Wettelijke conclusies over de werking van internetplatforms met betrekking tot vervoersdiensten op basis van de Star Taxi zaak

Juridische conclusies over de exploitatie van internetplatforms met betrekking tot vervoersdiensten op basis van de Star Taxi zaak

door 
Oliver Jake
102 minuten lezen
Trends in reizen en mobiliteit
Februari 02, 2025

Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 3 december 2020 Star Taxi App SRL/ Unitatea Administrativ Teritorială Municipiul Bucureşti prin Primar General en Consiliul General al Municipiului Bucureşti.
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Tribunalul Bucureşti.
Zaak C-62/19

ADVIES VAN ADVOCAAT-GENERAAL SZPUNAR

https://curia.europa.eu/juris/document/document.jsf;jsessionid=1B1ECA1D19F674B9B5A28F3FFB93686C?text=&docid=230875&pageIndex=0&doclang=en&mode=lst&dir=&occ=first&part=1&cid=27754592

geleverd op 10 september 2020 (1)

Zaak C-62/19

Star Taxi App SRL

v

Unitatea Administrativ Teritorială Municipiul Bucureşti prin Primar General,

Consiliul General al Municipiului Bucureşti,

belanghebbende partijen

IB,

Camera Naţională a Taximetriştilor din România,

D'Artex Star SRL,

Auto Cobălcescu SRL,

Cristaxi Service SRL

(Verzoek om een prejudiciële beslissing)
van het Tribunalul București (regionale rechtbank, Boekarest, Roemenië))

(Prejudiciële verwijzing - Richtlijn (EU) 2015/1535 - Artikel 1, lid 1, sub b - Definitie van "diensten van de informatiemaatschappij" - Dienst die taxiklanten rechtstreeks in contact brengt met taxichauffeurs - Verplichte taxiboekingsdienst voor taxi's van toegelaten vervoerders - Artikel 1, lid 1, sub e - Dienstregel - Kennisgevingsplicht - Richtlijn 2000/31/EG - Artikel 4 - Voorafgaande vergunning - Vergunningstelsels die niet specifiek en uitsluitend gericht zijn op diensten van de informatiemaatschappij - Richtlijn 2006/123/EG - Artikelen 9 en 10 - Vergunningstelsels voor dienstenactiviteiten)

Inleiding

  1. De EU-wetgeving bevat speciale regels voor een specifieke categorie diensten, namelijk 'diensten van de informatiemaatschappij', dat wil zeggen diensten die op afstand langs elektronische weg of, eenvoudiger gezegd, voornamelijk via internet worden geleverd. Volgens de EU-wetgeving gelden voor dergelijke diensten het beginsel van wederzijdse erkenning tussen de lidstaten en een aantal faciliteiten met betrekking tot vestiging in de respectieve lidstaten van oorsprong van de dienstverlener.
  2. Het is echter niet altijd eenvoudig om onderscheid te maken tussen een dienst van de informatiemaatschappij en een 'traditionele' dienst wanneer verschillende soorten diensten een integraal onderdeel vormen van een samengestelde dienst. Dat is met name het geval voor stadsvervoersdiensten die langs elektronische weg worden geboekt. Het Hof heeft al de gelegenheid gehad om dit onderscheid in specifieke omstandigheden toe te lichten. (2) Dergelijke aanwijzingen zijn echter niet noodzakelijkerwijs bedoeld om in verschillende omstandigheden te worden toegepast.
  3. Een tweede moeilijkheid doet zich voor wanneer nationale regels van toepassing zijn op 'traditionele' diensten van dezelfde economische aard als de diensten van de informatiemaatschappij. Daarom moet worden bepaald in hoeverre en, in voorkomend geval, onder welke omstandigheden het EU-recht toestaat dat die regels op de laatstgenoemde categorie diensten worden toegepast. Voorts rijst de vraag of de regels die voor de "traditionele" diensten zijn vastgesteld, wel bedoeld zijn om op de diensten van de informatiemaatschappij te worden toegepast, omdat deze diensten specifiek of nieuw zijn. (3)
  4. Al deze verschillende kwesties komen in de onderhavige zaak aan de orde en bieden het Hof dus de gelegenheid om zijn rechtspraak ter zake te verduidelijken. Juridische context Recht van de Europese Unie
  5. Krachtens artikel 2, sub a, van richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt ("richtlijn inzake elektronische handel"): (4)

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

(a) "diensten van de informatiemaatschappij": diensten in de zin van artikel 1, punt 2, van Richtlijn 98/34/EG, gewijzigd bij Richtlijn 98/48/EG; [(5)]".

  1. Artikel 4 van die richtlijn bepaalt

'1. De lidstaten zorgen ervoor dat de toegang tot en de uitoefening van de activiteit van dienstverlener op het gebied van de informatiemaatschappij niet afhankelijk kunnen worden gesteld van een voorafgaande vergunning of enig ander vereiste met gelijke werking.

  1. 2. Lid 1 laat vergunningstelsels onverlet die niet specifiek en uitsluitend op de diensten van de informatiemaatschappij zijn gericht ...".
  2. Artikel 2, lid 1, en artikel 2, lid 2, onder d), van Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (6 ) bepalen:

'1. Deze richtlijn is van toepassing op diensten van dienstverrichters die in een lidstaat zijn gevestigd.

  1. Deze richtlijn is niet van toepassing op de volgende activiteiten:

...

(d) diensten op het gebied van vervoer, met inbegrip van havendiensten, die onder titel [VI] van het [VWEU] vallen;

...'

  1. Volgens artikel 3, lid 1, eerste volzin, van deze richtlijn:

"Indien de bepalingen van deze richtlijn strijdig zijn met een bepaling van een ander communautair besluit dat betrekking heeft op specifieke aspecten van de toegang tot of de uitoefening van een dienstenactiviteit in specifieke sectoren of voor specifieke beroepen, prevaleert de bepaling van het andere communautaire besluit en is zij van toepassing op die specifieke sectoren of beroepen.

  1. Artikel 9, lid 1, van deze richtlijn bepaalt:

'1. De lidstaten stellen de toegang tot of de uitoefening van een dienstenactiviteit niet afhankelijk van een vergunningstelsel, tenzij aan de volgende voorwaarden is voldaan:

(a) het vergunningstelsel de betrokken dienstverrichter niet discrimineert;

(b) de noodzaak van een vergunningstelsel wordt gerechtvaardigd door een dwingende reden van algemeen belang;

(c) het nagestreefde doel niet door een minder beperkende maatregel kan worden bereikt, met name omdat een controle achteraf te laat zou komen om werkelijk doeltreffend te zijn.

  1. Ten slotte bepaalt artikel 10, leden 1 en 2, van die richtlijn:

'1. De vergunningstelsels zijn gebaseerd op criteria die beletten dat de bevoegde instanties hun beoordelingsbevoegdheid op willekeurige wijze uitoefenen.

  1. De in lid 1 bedoelde criteria zijn:

(a) niet-discriminerend;

(b) wordt gerechtvaardigd door een dwingende reden van algemeen belang;

(c) evenredig is met die doelstelling van algemeen belang;

(d) duidelijk en ondubbelzinnig;

(e) doelstelling;

(f) vooraf openbaar worden gemaakt;

(g) transparant en toegankelijk.

  1. Artikel 1, lid 1, van Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (7 ) bepaalt:

'1. Voor de toepassing van deze richtlijn gelden de volgende definities:

...

(b) "dienst": elke dienst van de informatiemaatschappij, dat wil zeggen elke dienst die gewoonlijk tegen vergoeding, langs elektronische weg, op afstand en op individueel verzoek van een afnemer van diensten verricht wordt.

In deze definitie wordt verstaan onder:

(i) "op afstand" betekent dat de dienst wordt verleend zonder dat de partijen gelijktijdig aanwezig zijn;

(ii) "langs elektronische weg": dat de dienst verzonden en ontvangen wordt via elektronische apparatuur voor de verwerking (met inbegrip van digitale compressie) en opslag van gegevens, en geheel via draden, radio, optische middelen of andere elektromagnetische middelen wordt verzonden, doorgeleid en ontvangen;

(iii) "op individueel verzoek van een afnemer van diensten": dat de dienst op individueel verzoek via de transmissie van gegevens wordt geleverd.

Bijlage I bevat een indicatieve lijst van diensten die niet onder deze definitie vallen;

...

(e) "regel betreffende diensten": een algemene eis betreffende de toegang tot en de uitoefening van dienstenactiviteiten als bedoeld onder b), met name bepalingen met betrekking tot de dienstverlener, de diensten en de afnemer van diensten, met uitzondering van regels die niet specifiek betrekking hebben op de in dat punt gedefinieerde diensten.

In deze definitie wordt verstaan onder:

(i) wordt een regel geacht specifiek betrekking te hebben op de diensten van de informatiemaatschappij wanneer die regel gezien de motivering en de tekst van het dispositief, in zijn totaliteit of in enkele specifieke bepalingen specifiek tot doel heeft die diensten uitdrukkelijk en gericht te reglementeren;

(ii) een regel wordt niet geacht specifiek betrekking te hebben op de diensten van de informatiemaatschappij indien deze slechts impliciet of incidenteel op die diensten van toepassing is;

(f) "technisch voorschrift": een technische specificatie of andere eis of een regel betreffende diensten, met inbegrip van de erop toepasselijke bestuursrechtelijke bepalingen, die de jure of de facto moet worden nageleefd voor de verhandeling, de dienstverrichting, de vestiging van een verrichter van diensten of het gebruik in een lidstaat of in een groot deel van een lidstaat, alsmede de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen, behoudens die bedoeld in artikel 7, van de lidstaten waarbij de vervaardiging, de invoer, de verhandeling of het gebruik van een product dan wel de verrichting of het gebruik van een dienst of de vestiging als dienstverlener wordt verboden.

...

Hieronder zijn de technische voorschriften begrepen die worden vastgesteld door de instanties die door de lidstaten zijn aangewezen en die zijn opgenomen in een lijst welke door de Commissie in het kader van het in artikel 2 bedoelde comité wordt opgesteld en bijgewerkt.

...'

  1. Overeenkomstig artikel 5, lid 1, eerste alinea, van deze richtlijn:

Onverminderd artikel 7 delen de lidstaten de Commissie onverwijld ieder ontwerp voor een technisch voorschrift mee, tenzij het een integrale omzetting van een internationale of Europese norm betreft, in welk geval met een mededeling van de betrokken norm kan worden volstaan; zij geven de Commissie tevens kennis van de redenen waarom de vaststelling van dit technisch voorschrift nodig is, tenzij die redenen reeds uit het ontwerp zelf blijken.

  1. Ten slotte bepaalt artikel 10 van de richtlijn:

Richtlijn 98/34/EG, zoals gewijzigd bij de in bijlage III, deel A, bij deze richtlijn genoemde besluiten, wordt ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage III, deel B, bij de ingetrokken richtlijn en in bijlage III, deel B, bij de onderhavige richtlijn genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht van de aldaar genoemde richtlijnen.

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage IV.

Roemeense wet

  1. Artikel 1 bis, onder j), en artikel 15 van Legea nr. 38/2003 privind transportul în regim de taxi și în regim de închiriere (Wet nr. 38/2003 betreffende vervoer per taxi en huurauto) van 20 januari 2003 (8 ) ("Wet nr. 38/2003") bepalen:

Artikel 1 bis

...

(j) taxivervoer ("dispatching"): een activiteit met betrekking tot taxivervoer die erin bestaat telefonisch of anderszins boekingen van klanten te ontvangen en deze via een tweerichtingsradio door te geven aan een taxichauffeur;

...

Аrtikel 15

  1. Taxivervoer mag binnen het gebied waarvoor de vergunning geldt alleen worden uitgevoerd door een rechtspersoon ("de boekingscentrale") die beschikt over een door de bevoegde autoriteit overeenkomstig deze wet verleende vergunning.
  2. Een vergunning voor taxivervoer kan worden verkregen door de volgende documenten in te dienen:

(a) een kopie van het door het handelsregister afgegeven kentekenbewijs;

(b) een beëdigde verklaring van de exploitant van het taxi- of huurvoertuigenvervoer dat het boekingscentrum is uitgerust met de nodige technische middelen, een tweerichtingsradio, een beveiligde radiofrequentie, bevoegd personeel en de nodige ruimten;

(c) een kopie van het certificaat van radiotelefonie-exploitant voor de werknemers van de taxiboekingscentrale, afgegeven door de bevoegde communicatieautoriteit;

(d) een kopie van de vergunning voor het gebruik van radiofrequenties die door de bevoegde autoriteit is afgegeven.

...

  1. Geautoriseerde vervoerders die taxidiensten aanbieden, maken overeenkomstig deze wet gebruik van een boekingscentrale op basis van een dispatchingovereenkomst die onder niet-discriminerende voorwaarden met die centrale is gesloten.
  2. Dispatchingdiensten zijn verplicht voor alle taxi's van erkende vervoerders die actief zijn in een ander gebied dan gebieden waar minder dan 100 taxivergunningen zijn afgegeven of waar die dienst facultatief is.

...

  1. Taxivervoerovereenkomsten met erkende vervoerders moeten voorwaarden bevatten die de verplichtingen van de partijen vastleggen om te voldoen aan de regels inzake kwaliteit en wettelijkheid van de geleverde dienst en de overeengekomen tarieven.
  2. Taxi's die worden bediend door een boekingscentrum mogen vervoerdiensten verlenen op basis van een vast tarief of een tariefschaal, afhankelijk van de voertuigcategorie, in overeenstemming met de dispatchingovereenkomst.
  3. De boekingscentrale stelt aan de erkende vervoerders die zij bedient een tweerichtingsradio ter beschikking voor installatie in taxi's op basis van een huurovereenkomst die onder niet-discriminerende voorwaarden wordt gesloten.
  4. In de gemeente Boekarest (Roemenië) worden taxidiensten geregeld door de Hotărârea Consiliului General al Municipiului București nr. 178/2008 privind aprobarea Regulamentului-cadru, a Caietului de sarcini și a contractului de atribuire în gestiune delegată pentru organizarea și executarea serviciului public de transport local în regim de taxi (Besluit nr. 178/2008 van de gemeenteraad van Boekarest tot goedkeuring van de kaderverordening, contractdocumenten en de concessieovereenkomst voor het gedelegeerd beheer van de organisatie en de verlening van lokale openbare taxidiensten) van 21 april 2008 ("Besluit nr. 178/2008"). Artikel 21, lid 1, van bijlage 1 bij dat besluit luidde oorspronkelijk als volgt:

In de gemeente Boekarest zijn dispatchingdiensten verplicht voor alle taxi's van erkende vervoerders en mogen deze diensten uitsluitend worden verleend door boekingscentrales die daartoe zijn gemachtigd door de bevoegde machtigingsautoriteit van de gemeente Boekarest, onder voorwaarden die garanderen dat klanten deze diensten telefonisch of op andere wijze kunnen aanvragen via boekingscentrales.

  1. Besluit nr. 178/2008 is gewijzigd bij Hotărârea Consiliului General al Municipiului București nr. 626/19.12.2017 pentru modificarea și completarea Hotărârii Consiliului General al Municipiului București nr. 178/2008 privind aprobarea Regulamentului-cadru, a Caietului de sarcini și a contractului de atribuire în gestiune delegată pentru organizarea și executarea serviciului public de transport local în regim de taxi (Besluit nr. 626/19.12.2017 van de gemeenteraad van Boekarest tot wijziging en aanvulling van Besluit nr. 178/2008) van 19 december 2017 ("Besluit nr. 626/2017").
  2. Artikel 3 van bijlage 1 bij Besluit nr. 178/2008, zoals gewijzigd, dat voortvloeit uit artikel I van Besluit nr. 626/2017, bepaalt:

De in wet nr. 38/2003 gebruikte en gedefinieerde termen en begrippen hebben dezelfde betekenis als in deze kaderverordening en voor de toepassing van deze kaderverordening gelden de volgende definities:

...

(I bis) verzending met andere middelen: activiteit van een door de bevoegde autoriteit erkende boekingscentrale die boekingen van klanten ontvangt door middel van een IT-toepassing of boekingen via de website van een erkende boekingscentrale en deze via een tweerichtingsradio doorstuurt naar taxichauffeurs.

(Ib) IT-toepassing: software die geïnstalleerd is en functioneert op een mobiel of vast apparaat dat uitsluitend toebehoort aan de erkende boekingscentrale en haar naam draagt.

...'

  1. Artikel 21 van bijlage 1 bij Besluit nr. 178/2008, zoals gewijzigd, dat voortvloeit uit de artikelen II en III van Besluit nr. 626/2017, luidt als volgt:

'1. In de gemeente Boekarest zijn dispatchingdiensten verplicht voor alle taxi's van erkende vervoerders en mogen deze diensten uitsluitend worden verricht door boekingscentrales die daartoe zijn gemachtigd door de bevoegde machtigingsautoriteit van de gemeente Boekarest, onder voorwaarden die garanderen dat klanten telefonisch of via andere middelen om deze diensten kunnen verzoeken, onder meer via op het internet aangesloten toepassingen waarop de naam van de boekingscentrale vermeld staat die in de door de bevoegde machtigingsautoriteit van de gemeente Boekarest verleende dispatchingvergunning is vermeld.

...

3a. Dispatchingdiensten zijn verplicht voor alle taxi's van erkende vervoerders die een taxi exploiteren in de gemeente Boekarest en mogen alleen worden verleend door boekingscentrales die zijn erkend door de bevoegde vergunningsautoriteit van de gemeente Boekarest, onder voorwaarden die garanderen dat klanten deze diensten telefonisch of via andere middelen (IT-toepassingen, boekingen via de website van een boekingscentrale) kunnen aanvragen en via een tweerichtingsradio kunnen doorsturen naar taxichauffeurs.

  1. Artikel 41, lid 2 bis, van bijlage 1 bij dat besluit, zoals gewijzigd, dat voortvloeit uit artikel IV van besluit nr. 626/2017, bepaalt dat taxichauffeurs bij de uitoefening van taxiactiviteiten onder meer verplicht zijn zich te onthouden van het gebruik van telefoons of andere mobiele apparaten bij het verrichten van vervoerdiensten.
  2. Artikel 59, lid 6 bis, van bijlage 1 bij dat besluit, zoals gewijzigd, dat voortvloeit uit artikel V van Besluit nr. 626/2017, bepaalt:

"Niet-naleving van de verplichtingen van artikel 21, lid 3 bis, die van toepassing zijn op alle vergelijkbare activiteiten, ongeacht de wijze waarop en de omstandigheden waaronder deze worden uitgevoerd, met als gevolg dat een onbevoegde bestuurder of een erkende taxivervoerder wordt benaderd om een persoon of een groep personen in de gemeente Boekarest te vervoeren, wordt bestraft met een boete tussen de 4 500 en 5 000 [Roemeense lei (RON) (tussen ongeveer 929 en 1 032 euro)]".

Hoofdgeding, procedure en prejudiciële vragen

  1. S.C. Star Taxi App SRL ("Star Taxi App"), een vennootschap naar Roemeens recht gevestigd in Boekarest, exploiteert een gelijknamige smartphoneapplicatie die gebruikers van taxidiensten rechtstreeks in contact brengt met taxichauffeurs.
  2. Deze toepassing maakt het mogelijk om een zoekopdracht uit te voeren die een lijst weergeeft van taxichauffeurs die beschikbaar zijn voor een rit. De klant is dan vrij om een bepaalde chauffeur te kiezen. Star Taxi App stuurt geen boekingen door naar taxichauffeurs en bepaalt ook niet de ritprijs, die wordt aan het einde van de rit rechtstreeks aan de chauffeur betaald.
  3. Star Taxi App sluit rechtstreeks contracten af met taxichauffeurs die gemachtigd zijn en een vergunning hebben om taxidiensten te verlenen, zonder een selectie- of aanwervingsprocedure uit te voeren. Volgens deze contracten krijgen de chauffeurs toegang tot een IT-applicatie en worden zij uitgerust met een smartphone waarop de applicatie is geïnstalleerd en een simkaart met een beperkte hoeveelheid gegevens om de applicatie te kunnen gebruiken, in ruil voor een maandelijkse betaling van de taxichauffeur aan Star Taxi App. Bovendien controleert dit bedrijf noch de kwaliteit van de voertuigen en hun chauffeurs, noch het gedrag van de chauffeurs.
  4. Op 19 december 2017 heeft de gemeenteraad van Boekarest besluit nr. 626/2017 vastgesteld, waarbij de reikwijdte van de verplichting om een vergunning aan te vragen voor de activiteit "verzending" werd uitgebreid tot exploitanten van IT-toepassingen zoals Star Taxi App. Star Taxi App kreeg een boete van 4 500 RON (ongeveer 929 EUR) omdat zij deze regels had overtreden.
  5. Star Taxi App is van mening dat haar activiteit een dienst van de informatiemaatschappij vormt waarop het in artikel 4, lid 1, van richtlijn 2000/31 neergelegde beginsel van uitsluiting van voorafgaande vergunning van toepassing is, en heeft daarom vooraf een administratieve klacht ingediend waarin zij om intrekking van besluit nr. 626/2017 verzoekt. Dit verzoek is afgewezen op grond dat de litigieuze regeling enerzijds noodzakelijk was geworden wegens de aanzienlijke schaal waarop werd vastgesteld dat niet-erkende rechtspersonen op onrechtmatige wijze boekingen verrichtten, en anderzijds geen inbreuk maakte op het vrij verrichten van diensten langs elektronische weg, aangezien zij een kader bood voor een bemiddelingsdienst in verband met de activiteit van personenvervoer per taxi.
  6. Star Taxi App heeft daarom bij het Tribunalul București (regionale rechtbank, Boekarest, Roemenië) beroep ingesteld tot nietigverklaring van besluit nr. 626/2017.
  7. In die omstandigheden heeft het Tribunalul București (regionale rechtbank Boekarest) besloten de behandeling van de zaak te schorsen en het Hof van Justitie de volgende prejudiciële vragen te stellen:

"(1) Moeten de bepalingen van richtlijn [98/34] (artikel 1, lid 2), zoals gewijzigd bij richtlijn [98/48], en van richtlijn [2000/31] (artikel 2, sub a), volgens welke een dienst van de informatiemaatschappij een "dienst is die [...] die tegen vergoeding, langs elektronische weg, op afstand en op individueel verzoek van een afnemer van diensten wordt verricht", aldus moeten worden uitgelegd dat een activiteit als die van Star Taxi App SRL (namelijk een dienst die erin bestaat taxipassagiers rechtstreeks in contact te brengen, via een elektronische applicatie, met taxichauffeurs) specifiek moet worden beschouwd als een dienst van de informatiemaatschappij en de coöperatieve economie (in aanmerking nemend dat Star Taxi App SRL niet voldoet aan de criteria om een vervoersonderneming te zijn die het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft onderzocht in punt 39 van zijn arrest van 20 december 2017, Asociación Profesional Elite Taxi, C-434/15, EU:C:2017:981, onder verwijzing naar Uber)?

(2) Indien [de door] Star Taxi App SRL geëxploiteerde applicatie moet worden aangemerkt als een dienst van de informatiemaatschappij, brengen de bepalingen van artikel 4 van richtlijn [2000/31], van de artikelen 9, 10 en 16 van richtlijn [2006/123] en van artikel 56 VWEU dan mee dat het beginsel van het vrij verrichten van diensten moet worden toegepast op de door Star Taxi App SRL verrichte activiteit? Indien deze vraag bevestigend wordt beantwoord, verzetten deze bepalingen zich dan tegen een regeling als die van de artikelen I, II, III, IV en V van [besluit nr. 626/2017]?

(3) Indien richtlijn [2000/31] van toepassing is op de door Star Taxi App SRL verrichte dienst, zijn beperkingen die een lidstaat stelt aan het vrij verrichten van diensten van de informatiemaatschappij en die het verrichten van deze diensten afhankelijk stellen van het bezit van een vergunning of licentie, dan geldige maatregelen die afwijken van artikel 3, lid 2, van richtlijn [2000/31] overeenkomstig artikel 3, lid 4, van deze richtlijn?

(4) Verzetten de bepalingen van artikel 5 van richtlijn [2015/1535] zich tegen de vaststelling, zonder voorafgaande kennisgeving aan de Europese Commissie, van voorschriften zoals die welke zijn opgenomen in de artikelen I, II, III, IV en V van [besluit nr. 626/2017]?".

  1. Het verzoek om een prejudiciële beslissing is bij het Hof ingekomen op 29 januari 2019. Er zijn schriftelijke opmerkingen ingediend door Star Taxi App, Unitatea Administrativ Teritorială Municipiul Bucureşti prin Primar General (Territoriale Administratieve Eenheid Boekarest; "de gemeente Boekarest"), de Nederlandse regering en de Commissie. Star Taxi App en de Commissie hebben ook schriftelijk geantwoord op de vragen van het Hof, dat vanwege de risico's in verband met de Covid-19 pandemie heeft besloten de zaak zonder zitting af te doen. Analyse
  2. De verwijzende rechter heeft vier prejudiciële vragen gesteld over de uitlegging van verschillende bepalingen van Unierecht in een context als die van het hoofdgeding. Ik zal deze vragen behandelen in de volgorde waarin zij zijn gesteld, en de tweede en de derde vraag tezamen behandelen. Er zij evenwel op gewezen dat niet alle door de verwijzende rechter genoemde bepalingen van Unierecht van toepassing zijn in een situatie als de onderhavige. Daarom moeten de gestelde vragen anders worden geformuleerd. De eerste prejudiciële vraag
  3. Om te beginnen vermeldt de verwijzende rechter in de eerste prejudiciële vraag artikel 1, lid 2, van richtlijn 98/34, zoals gewijzigd bij richtlijn 98/48. Richtlijn 98/34 is echter ingetrokken en vervangen door richtlijn 2015/1535 voordat besluit nr. 626/2017 werd vastgesteld. Op grond van artikel 10, tweede alinea, van richtlijn 2015/1535 moeten verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn worden opgevat als verwijzingen naar richtlijn 2015/1535.
  4. Vervolgens heeft het begrip "collaborative economy", zoals de Commissie terecht opmerkt in haar opmerkingen, geen juridische betekenis in de EU-wetgeving, aangezien de EU-wetgeving alleen een speciale status toekent aan diensten van de informatiemaatschappij.
  5. Met zijn eerste vraag wenst de verwijzende rechter dus in wezen te vernemen of artikel 2, sub a, van richtlijn 2000/31, gelezen in samenhang met artikel 1, lid 1, sub b, van richtlijn 2015/1535, aldus moet worden uitgelegd dat een dienst die erin bestaat taxipassagiers via een elektronische applicatie rechtstreeks in contact te brengen met taxichauffeurs, een "dienst van de informatiemaatschappij" is. Artikel 1, lid 1, sub b, van richtlijn 2015/1535
  6. Ter samenvatting: artikel 2, onder a), van Richtlijn 2000/31 definieert "dienst van de informatiemaatschappij" onder verwijzing naar artikel 1, lid 1, onder b), van Richtlijn 2015/1535.
  7. Volgens die laatste bepaling is een dienst van de informatiemaatschappij "elke dienst die gewoonlijk tegen vergoeding, langs elektronische weg, op afstand en op individueel verzoek van een afnemer van diensten verricht wordt". Deze termen zijn zelf gedefinieerd. Een dienst wordt met name langs elektronische weg verricht wanneer hij "aanvankelijk wordt verzonden en ontvangen via elektronische apparatuur voor de verwerking (...) en de opslag van gegevens, en geheel via draden, radio, optische middelen of andere elektromagnetische middelen wordt verzonden, doorgeleid en ontvangen".
  8. Er lijkt geen twijfel over te bestaan dat een dienst zoals die wordt aangeboden door Star Taxi App voldoet aan bovengenoemde definitie.
  9. Ten eerste wordt deze dienst tegen betaling verricht, aangezien taxichauffeurs een vergoeding betalen voor het gebruik ervan. Hoewel dat gebruik gratis is voor passagiers, moeten zij ook worden beschouwd als ontvangers van de dienst. Dat doet niets af aan het feit dat voor de dienst van Star Taxi App wordt betaald. Het volstaat dat voor die dienst moet worden betaald door een van de categorieën gebruikers, in dit geval taxichauffeurs. (9)
  10. In de tweede plaats wordt de betrokken dienst op afstand verricht: de dienstverlener (Star Taxi App) en de ontvangers (chauffeurs en passagiers) hoeven niet gelijktijdig aanwezig te zijn. De gelijktijdige aanwezigheid van beide categorieën gebruikers van die dienst is uiteraard noodzakelijk voor de verrichting van de daaropvolgende vervoerdienst. Die dienst staat echter los van de in deze procedure aan de orde zijnde aansluitdienst.
  11. Ten derde wordt de dienst in kwestie in dit geval ook verleend op individueel verzoek van een afnemer van de dienst. Specifiek is hier het gelijktijdige verzoek van twee afnemers nodig: het verzoek van de chauffeur wanneer hij of zij is aangesloten op de dienst en het verzoek van een passagier die informatie wil over beschikbare chauffeurs.
  12. In de vierde en laatste plaats wordt de dienst langs elektronische weg aangeboden. De dienst werkt via een applicatie, namelijk smartphone-software, en maakt dus gebruik van elektronische apparatuur voor de verwerking en opslag van gegevens. De dienst wordt verzonden via mobiele telefonie of andere vormen van internettoegang en maakt dus gebruik van elektronische communicatiemiddelen.
  13. Volgens de door de verwijzende rechter overgelegde informatie verstrekt Star Taxi App taxichauffeurs inderdaad ook smartphones waarop haar applicatie is geïnstalleerd, zodat zij de betrokken dienst kunnen gebruiken. Dit aspect van de dienst wordt niet op afstand of langs elektronische weg verricht en voldoet dus niet aan bovengenoemde definitie. De levering van smartphones is echter een bijkomend aspect van de dienst, dat tot doel heeft de verrichting van de primaire dienst, namelijk het verbinden van bestuurders met passagiers, te vergemakkelijken. Het doet derhalve geen afbreuk aan de aard van de activiteit van Star Taxi App als dienst die op afstand wordt verricht.
  14. Bijgevolg valt een activiteit als die van Star Taxi App onder de definitie van "dienst van de informatiemaatschappij" in de zin van artikel 1, lid 1, sub b, van richtlijn 2015/1535. (10) Arrest in de zaak Asociación Profesional Elite Taxi
  15. Uit de rechtspraak van het Hof blijkt evenwel dat een dienst in bepaalde omstandigheden niet kan worden geacht onder het begrip "dienst van de informatiemaatschappij" te vallen, ook al vertoont hij, althans wat sommige van zijn samenstellende elementen betreft, de kenmerken van de definitie van artikel 1, lid 1, sub b, van richtlijn 2015/1535. (11)
  16. Dit is met name het geval wanneer de langs elektronische weg verrichte dienst inherent verbonden is met de verrichting van een andere dienst, die de primaire dienst is en niet langs elektronische weg wordt verricht, zoals een vervoerdienst. (12)
  17. Volgens het Hof wordt dit inherente verband gekenmerkt door het feit dat de verlener van de langs elektronische weg verrichte dienst de essentiële aspecten van de andere dienst controleert, met inbegrip van de selectie (13 ) van de verleners van die andere dienst. (14)
  18. De situatie lijkt echter anders te zijn in het geval van een dienst zoals die wordt geleverd door Star Taxi App. Ten eerste hoeft Star Taxi App geen taxichauffeurs aan te werven omdat zij een vergunning hebben en over de nodige middelen beschikken om stadsvervoersdiensten aan te bieden. Star Taxi App biedt hen niets meer dan haar dienst als add-on om de efficiëntie van hun eigen diensten te verbeteren. Volgens Star Taxi App zijn de taxichauffeurs geen werknemers, zoals de chauffeurs van Uber, maar klanten, oftewel ontvangers van de dienst. Ten tweede oefent Star Taxi App geen controle of beslissende invloed uit op de voorwaarden waaronder de taxichauffeurs vervoerdiensten verlenen; zij zijn vrij om deze voorwaarden te bepalen binnen de grenzen van de geldende wetgeving. (15)
  19. Ik deel dan ook niet de mening van de gemeente Boekarest dat de situatie in het hoofdgeding vergelijkbaar is met die in de zaak die aanleiding heeft gegeven tot het arrest Asociación Profesional Elite Taxi. (16)
  20. Het is juist dat de dienst van Star Taxi App ondergeschikt is aan de taxivervoerdiensten en economisch afhankelijk is van die diensten, omdat het zonder die diensten geen zin zou hebben.
  21. Deze afhankelijkheid verschilt echter volledig van de afhankelijkheid die de relatie tussen de exploitant van de applicatie UberPop en de in het kader van deze applicatie werkzame chauffeurs kenmerkt. Om haar bemiddelingsdienst door middel van die applicatie te kunnen aanbieden, moest Uber ex nihilo de overeenkomstige, door niet-professionele chauffeurs aangeboden vervoerdienst creëren - die voorheen niet bestond - en bijgevolg de algemene werking ervan organiseren. (17) De UberPop-applicatie kon dus niet functioneren zonder de diensten van de chauffeurs en de chauffeurs konden deze diensten niet op een economisch levensvatbare manier aanbieden zonder die applicatie. Om die reden vereisen het economische model en de commerciële strategie van Uber dat zij de essentiële voorwaarden van de vervoersdienst bepaalt, te beginnen met de prijs, zodat zij, zij het indirect, de facto de aanbieder van deze diensten wordt. (18)
  22. Daarentegen is de dienst van Star Taxi App een aanvulling op een reeds bestaande en georganiseerde taxidienst. De rol van Star Taxi App is beperkt tot die van een externe aanbieder van een nevendienst, die belangrijk maar niet essentieel is voor de efficiëntie van de primaire dienst, namelijk de vervoersdienst. Hoewel de dienst van Star Taxi App dus economisch afhankelijk is van de vervoerdienst, kan deze functioneel onafhankelijk zijn en door een andere dienstverlener dan de vervoerdienstverleners worden verricht. Deze twee diensten zijn dus niet inherent met elkaar verbonden in de zin van de in het vorige punt genoemde rechtspraak van het Hof. (19)
  23. De gemeente Boekarest voert aan dat de dienst van Star Taxi App moet worden beschouwd als een integraal onderdeel van de taxivervoersdienst, aangezien de nationale wetgeving een dergelijke dienst classificeert als een "dispatchingdienst", die verplicht is voor alle aanbieders van taxivervoer.
  24. Het volstaat vast te stellen dat de lidstaten in het kader van de regels betreffende de vervoersdiensten vrij zijn om van de vervoerders te eisen dat zij gebruik maken van andere diensten, waaronder de diensten van de informatiemaatschappij. Deze eis kan echter niet tot gevolg hebben dat laatstgenoemde diensten worden uitgesloten van het toepassingsgebied van de regels van Richtlijn 2000/31 en dat de lidstaten worden vrijgesteld van de daaruit voortvloeiende verplichtingen. Antwoord op de eerste vraag
  25. Een bemiddelingsdienst tussen professionele taxichauffeurs en passagiers door middel van een smartphoneapplicatie, zoals die welke wordt aangeboden door Star Taxi App, vertoont derhalve de kenmerken van een dienst van de informatiemaatschappij in de zin van artikel 1, lid 1, sub b, van richtlijn 2015/1535, zonder evenwel inherent verbonden te zijn met de vervoerdienst in de zin van voornoemde rechtspraak van het Hof. (20)
  26. Ik stel derhalve voor om op de eerste prejudiciële vraag te antwoorden dat artikel 2, sub a, van richtlijn 2000/31, gelezen in samenhang met artikel 1, lid 1, sub b, van richtlijn 2015/1535, aldus moet worden uitgelegd dat een dienst die erin bestaat taxipassagiers via een elektronische applicatie rechtstreeks in contact te brengen met taxichauffeurs, een dienst van de informatiemaatschappij is wanneer deze dienst niet inherent verbonden is met de taxivervoerdienst, zodat hij geen integrerend deel uitmaakt van de taxivervoerdienst in de zin van het arrest Asociación Profesional Elite Taxi. (21) De tweede en de derde prejudiciële vraag
  27. Met zijn tweede en derde vraag verzoekt de verwijzende rechter het Hof om besluit nr. 626/2017 te toetsen aan de artikelen 3 en 4 van richtlijn 2000/31, de artikelen 9, 10 en 16 van richtlijn 2006/123 en artikel 56 VWEU. Ik zal deze vragen onderzoeken met betrekking tot elke door de verwijzende rechter genoemde wetgevingshandeling, te beginnen met de handeling waarvan de bepalingen het meest betrekking hebben op de diensten van de informatiemaatschappij, namelijk richtlijn 2000/31. Richtlijn 2000/31
  28. Met zijn tweede en derde vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of de artikelen 3 en 4 van richtlijn 2000/31 aldus moeten worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een regeling van een lidstaat die, zoals besluit nr. 178/2008, zoals gewijzigd bij besluit nr. 626/2017, bemiddelingsdiensten die langs elektronische weg tussen taxichauffeurs en potentiële passagiers worden verricht, aan dezelfde vergunningsplicht onderwerpt als die welke geldt voor exploitanten van taxiverstuurdiensten die met andere middelen, waaronder de radio, worden verricht.

- Artikel 3 van Richtlijn 2000/31

  1. Om te beginnen moet worden opgemerkt dat, aangezien Star Taxi App een vennootschap naar Roemeens recht is met statutaire zetel te Boekarest, het geding in het hoofdgeding zich beperkt tot één lidstaat.
  2. Artikel 3, lid 1, van richtlijn 2000/31 legt de lidstaten enkel de verplichting op, erop toe te zien dat de diensten van de informatiemaatschappij die worden geleverd door op hun grondgebied gevestigde dienstverleners, voldoen aan de geldende nationale bepalingen die vallen binnen het gecoördineerde gebied als omschreven in artikel 2, sub h, van deze richtlijn. Bovendien verbiedt artikel 3, lid 2, van die richtlijn de lidstaten in de regel het vrije verkeer van diensten van de informatiemaatschappij die vanuit een andere lidstaat worden geleverd, te beperken, waarbij artikel 3, lid 4, van die richtlijn in uitzonderingen op dat verbod voorziet.
  3. Artikel 3 van Richtlijn 2000/31 stelt daarom een soort beginsel van wederzijdse erkenning van diensten van de informatiemaatschappij tussen lidstaten vast. Hieruit volgt dat dit artikel niet van toepassing is op de situatie van een dienstverlener op het gebied van de informatiemaatschappij in zijn lidstaat van herkomst. Artikel 3 van richtlijn 2000/31 is dus niet van toepassing op het hoofdgeding.

- Artikel 4 van Richtlijn 2000/31

  1. Artikel 4 van Richtlijn 2000/31 verbiedt de lidstaten de toegang tot en de uitoefening van de activiteit van dienstverlener op het gebied van de informatiemaatschappij afhankelijk te stellen van een voorafgaande vergunning of enig ander vereiste met gelijke werking.
  2. Deze bepaling staat in hoofdstuk II van Richtlijn 2000/31, getiteld "Beginselen", in afdeling 1 "Vestigings- en informatievereisten". Hoofdstuk II bevat een reeks rechten en plichten voor dienstverleners op het gebied van de informatiemaatschappij die de lidstaten moeten naleven. Deze bepalingen hebben tot doel de wetgevingen van de lidstaten betreffende deze diensten te harmoniseren om de doeltreffendheid van het beginsel van wederzijdse erkenning, dat voortvloeit uit artikel 3 van Richtlijn 2000/31, te waarborgen. De bepalingen van hoofdstuk II van die richtlijn harmoniseren dus de regels die de lidstaten opleggen aan op hun grondgebied gevestigde dienstverleners op het gebied van de informatiemaatschappij. (22)
  3. Het is logisch dat hetzelfde geldt voor het verbod op elk vergunningstelsel voor dergelijke diensten. Dit verbod geldt dus in de situatie van de dienstverrichters van de informatiemaatschappij in hun lidstaat van herkomst. Artikel 4, lid 1, van richtlijn 2000/31 is dus in beginsel van toepassing op het hoofdgeding.
  4. Volgens artikel 4, lid 2, van deze richtlijn laat het verbod van artikel 4, lid 1, echter vergunningstelsels onverlet die niet specifiek en uitsluitend op de diensten van de informatiemaatschappij zijn gericht. Derhalve moet worden nagegaan of het in het hoofdgeding aan de orde zijnde vergunningstelsel specifiek en uitsluitend op de diensten van de informatiemaatschappij is gericht.
  5. Om te beginnen moet ik vaststellen dat artikel 4, lid 2, van Richtlijn 2000/31 strenger is dan de soortgelijke bepaling in artikel 1, lid 1, onder e), van Richtlijn 2015/1535 in de definitie van "regel betreffende diensten". Laatstgenoemde bepaling sluit regels uit die niet specifiek betrekking hebben op diensten van de informatiemaatschappij. Krachtens artikel 4, lid 2, van richtlijn 2000/31 geldt het verbod van artikel 4, lid 1, daarentegen alleen voor vergunningstelsels die specifiek en uitsluitend betrekking hebben op de diensten van de informatiemaatschappij.
  6. Volgens de informatie in het verzoek om een prejudiciële beslissing vloeit het vereiste van het verkrijgen van een vergunning voor de toegang tot de activiteit van taxivervoer naar Roemeens recht voort uit artikel 15, lid 1, van wet nr. 38/2003. De rest van dit artikel bevat de vereisten waaraan moet zijn voldaan om een vergunning te verkrijgen, de voorwaarden voor de verlening van een dergelijke vergunning en de regels die van toepassing zijn op de uitoefening van de activiteit.
  7. Deze bepalingen worden vervolgens op lokaal niveau ten uitvoer gelegd door de verschillende autoriteiten die bevoegd zijn om vergunningen te verlenen, in dit geval de gemeente Boekarest. Daartoe heeft de gemeente Boekarest besluit nr. 178/2008 vastgesteld. Dat besluit is vervolgens gewijzigd bij besluit nr. 626/2017, dat, door de invoering van het begrip "verzending met andere middelen" (23 ), duidelijk maakte dat de vergunningsplicht gold voor diensten van het type dat door Star Taxi App wordt geleverd, namelijk diensten van de informatiemaatschappij die bestaan in bemiddeling tussen taxichauffeurs en passagiers.
  8. De juridische vraag die bijgevolg moet worden beantwoord, is of een nationale bepaling die tot gevolg heeft dat de verleners van diensten van de informatiemaatschappij een vergunning moeten verkrijgen - een verplichting die overigens reeds bestaat voor verleners van soortgelijke diensten die geen diensten van de informatiemaatschappij zijn - een specifiek en uitsluitend op de verleners van deze tweede categorie van diensten gericht vergunningstelsel in de zin van artikel 4, lid 2, van richtlijn 2000/31 vormt.
  9. Ik denk dat die vraag ontkennend moet worden beantwoord.
  10. De ratio van artikel 4, lid 2, van richtlijn 2000/31 is te voorkomen dat diensten van de informatiemaatschappij ongelijk worden behandeld ten opzichte van soortgelijke diensten die niet onder dat begrip vallen. Wanneer het de bedoeling is dat een algemene vergunningsregeling ook geldt voor diensten die op afstand langs elektronische weg worden verricht, is het waarschijnlijk dat deze diensten economisch gezien substituten zijn voor de diensten die langs "traditionele" weg worden verricht en dat zij bijgevolg rechtstreeks concurreren met deze tweede categorie van diensten. Zonder vergunningsplicht zouden de diensten van de informatiemaatschappij in een bevoorrechte concurrentiepositie worden geplaatst, hetgeen in strijd is met de beginselen van eerlijke concurrentie en gelijke behandeling. (24) Met andere woorden, hoewel de EU-wetgever met de vaststelling van Richtlijn 2000/31 tot doel had de ontwikkeling van de diensten van de informatiemaatschappij te bevorderen, was het niet zijn bedoeling om marktdeelnemers in staat te stellen zich te onttrekken aan alle wettelijke verplichtingen, enkel en alleen omdat zij "online" actief zijn. Het lijkt mij dat deze bezorgdheid impliciet aanwezig was in de zaak die aanleiding gaf tot het arrest in de zaak Asociación Profesional Elite Taxi. (25)
  11. Aangezien de diensten van de informatiemaatschappij het resultaat zijn van de bijzonder snelle technologische ontwikkelingen van de afgelopen jaren, betreden ze vaak markten die al door "traditionele" diensten worden bezet. Deze traditionele diensten kunnen onderworpen zijn aan vergunningstelsels. Afhankelijk van het onderwerp en de formulering van de betrokken nationale bepalingen, kan het meer of minder voor de hand liggen dat sommige regels, waaronder vergunningstelsels, die bedoeld zijn voor diensten die niet op afstand en langs elektronische weg worden verricht, van toepassing zijn op soortgelijke diensten die wel op die manier worden verricht en dus onder het begrip "dienst van de informatiemaatschappij" vallen. Het kan daarom nodig zijn de bestaande regels op wetgevings- of uitvoeringsniveau te verduidelijken om de toepassing ervan op de diensten van de informatiemaatschappij te bevestigen. Dergelijke wettelijke of bestuursrechtelijke maatregelen, waardoor de diensten van de informatiemaatschappij onder de bestaande regels gaan vallen, komen echter niet neer op de invoering van een nieuw vergunningstelsel dat specifiek en uitsluitend op deze diensten is gericht. Het is eerder een aanpassing van het bestaande stelsel om rekening te houden met nieuwe omstandigheden.
  12. Ik ben dan ook van mening dat het in strijd zou zijn met het nuttig effect van artikel 4, lid 2, van richtlijn 2000/31 indien, als gevolg van een dergelijke "technische" handeling, het verbod in lid 1 van dat artikel de toepassing van bepaalde bestaande vergunningstelsels op diensten van de informatiemaatschappij zou uitsluiten, terwijl andere stelsels er proprio vigore op van toepassing zouden kunnen zijn, dankzij artikel 4, lid 2.
  13. Dezelfde redenering geldt wanneer de uitbreiding van een reeds bestaand vergunningstelsel tot diensten van de informatiemaatschappij aanpassingen vereist vanwege de specifieke kenmerken van deze diensten in vergelijking met de diensten waarvoor het stelsel oorspronkelijk was ontworpen. Deze aanpassingen kunnen onder andere betrekking hebben op de voorwaarden voor het verkrijgen van een vergunning. Zoals ik hieronder zal aantonen, is het juist het gebrek aan dergelijke aanpassingen dat de rechtmatigheid van de toepassing van het vergunningstelsel op diensten van de informatiemaatschappij in twijfel kan trekken.
  14. Ten slotte denk ik niet, zoals de Commissie suggereert, dat de benadering van het Hof in de zaak Falbert e.a. (26 ) naar analogie op de onderhavige zaak van toepassing is. In dat arrest (27 ) oordeelde het Hof dat een nationale regel die ertoe strekt en ertoe strekt een bestaande regel uit te breiden tot de diensten van de informatiemaatschappij, moet worden aangemerkt als een "regel betreffende diensten" in de zin van artikel 1, lid 5, van richtlijn 98/34/EG. (28) Zoals ik echter al in punt 63 van dit advies heb aangegeven, zijn regels betreffende diensten in de zin van Richtlijn 2015/1535 regels die specifiek betrekking hebben op diensten van de informatiemaatschappij, terwijl artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2000/31 alleen vergunningstelsels verbiedt die specifiek en uitsluitend betrekking hebben op deze diensten. Voorts is het vaste rechtspraak van het Hof dat nationale bepalingen die enkel de voorwaarden voor de vestiging of verrichting van diensten door ondernemingen vaststellen, zoals bepalingen die de uitoefening van een beroepsactiviteit afhankelijk stellen van een voorafgaande vergunning, geen technische voorschriften in de zin van richtlijn 2015/1535 zijn, aangezien dit beginsel ook geldt voor regels betreffende diensten. (29) Het zou dus inconsequent zijn om een interpretatieve analogie te trekken tussen artikel 1, lid 1, sub e, van richtlijn 2015/1535 en artikel 4, lid 2, van richtlijn 2000/31, dat juist betrekking heeft op vergunningstelsels.
  15. Om die redenen ben ik van mening dat artikel 4, lid 2, van richtlijn 2000/31 aldus moet worden uitgelegd dat een nationale bepaling die het vergunningsvereiste uitbreidt tot verleners van diensten van de informatiemaatschappij - een vereiste waaraan verleners van soortgelijke diensten die geen diensten van de informatiemaatschappij zijn, reeds waren onderworpen - geen specifiek en uitsluitend op verleners van die tweede categorie van diensten gericht vergunningstelsel vormt. Het verbod van artikel 4, lid 1, van deze richtlijn verzet zich dus niet tegen de toepassing van een dergelijk stelsel op de diensten van de informatiemaatschappij.
  16. Aan deze vaststelling is echter de voorwaarde verbonden dat de diensten die onder het bestaande vergunningstelsel vallen en die niet langs elektronische weg worden verricht, en de diensten van de informatiemaatschappij waartoe dit stelsel wordt uitgebreid, in economisch opzicht daadwerkelijk gelijkwaardig zijn. Die gelijkwaardigheid moet worden beoordeeld vanuit het perspectief van de gebruiker van de dienst, met andere woorden, de diensten moeten vanuit zijn of haar perspectief uitwisselbaar zijn.
  17. Deze kwestie lijkt tussen de partijen in het hoofdgeding te zijn betwist. De gemeente Boekarest betoogt in haar opmerkingen dat een activiteit als die van Star Taxi App gelijkwaardig is aan de taxivervoeractiviteit in de zin van wet nr. 38/2003 en derhalve valt onder het bij die wet ingevoerde vergunningsvereiste voor boekingscentrales. Bijgevolg is besluit nr. 626/2017, net als besluit nr. 178/2008, vastgesteld op grond van die wet. Star Taxi App betwist daarentegen deze stelling en stelt dat haar activiteit van een andere aard is, niet meer doet dan taxichauffeurs in contact brengen met klanten en derhalve niet onder de bepalingen van wet nr. 38/2003 valt.
  18. Helaas lijkt dit punt niet te zijn opgelost door de nationale rechter, die wet nr. 38/2003 aanhaalt als een van de relevante rechtshandelingen voor de beslechting van het geschil in het hoofdgeding, maar tevens verklaart dat de uitbreiding van het begrip "verzending" tot IT-toepassingen "het rechtskader te buiten gaat". De uitlegging van richtlijn 2000/31 door het Hof alleen kan dit dilemma niet oplossen, aangezien zij afhangt van feitelijke vaststellingen die alleen de nationale rechter kan doen.
  19. Artikel 4, lid 1, van richtlijn 2000/31 verzet zich dus niet tegen nationale bepalingen zoals die van besluit nr. 178/2008, zoals gewijzigd bij besluit nr. 626/2017, mits de diensten waarop deze bepalingen betrekking hebben, economisch gelijkwaardig worden geacht. Indien de nationale rechter echter zou oordelen dat diensten zoals die van Star Taxi App niet economisch gelijkwaardig zijn aan taxivervoer, zodat besluit nr. 626/2017 de facto als een zelfstandig vergunningstelsel zou moeten worden beschouwd, zou dit stelsel onder het verbod van artikel 4, lid 1, van richtlijn 2000/31 vallen. (30)

- Slotopmerking

  1. In haar opmerkingen merkt de Commissie op dat de gecombineerde bepalingen van besluit nr. 626/2017, met name die met betrekking tot de verplichting om boekingen per radio aan chauffeurs door te geven en het verbod voor chauffeurs om mobiele telefoons te gebruiken bij het verrichten van vervoerdiensten (31 ), kunnen worden uitgelegd als een feitelijk verbod op het verrichten van diensten zoals die welke door Star Taxi App worden aangeboden.
  2. De verwijzende rechter heeft deze kwestie echter niet aan de orde gesteld in zijn verzoek, dat betrekking heeft op het vergunningsvereiste. Bovendien heeft Star Taxi App in haar antwoord op een specifieke vraag van het Hof dienaangaande erkend dat zij haar activiteit kon voortzetten mits zij voldeed aan de aan de boekingscentrales gestelde eisen en een vergunning verkreeg.
  3. Ik ben dan ook van mening dat een eventueel verbod op de activiteit van Star Taxi App te hypothetisch is om de onderhavige zaak vanuit dat oogpunt te kunnen analyseren. Bovendien beschikt het Hof niet over voldoende informatie ter zake. Richtlijn 2006/123
  4. Zoals ik heb aangegeven, moet het in artikel 4, lid 1, van richtlijn 2000/31 neergelegde verbod van elk vergunningstelsel worden geacht niet van toepassing te zijn op de in het hoofdgeding aan de orde zijnde regeling, aangezien deze regeling niet specifiek en uitsluitend betrekking heeft op de diensten van de informatiemaatschappij, maar ook op soortgelijke diensten die niet onder deze kwalificatie vallen. Deze andere diensten kunnen echter wel onder richtlijn 2006/123 vallen. Derhalve moet worden vastgesteld of deze richtlijn in casu van toepassing is en, zo ja, of zij zich verzet tegen een vergunningstelsel als dat in het hoofdgeding.

- Toepasselijkheid van Richtlijn 2006/123

  1. Volgens artikel 2, lid 1, van richtlijn 2006/123 is deze richtlijn van toepassing op diensten van dienstverrichters die in een lidstaat zijn gevestigd, waartoe ongetwijfeld ook de in het hoofdgeding aan de orde zijnde diensten behoren.
  2. Artikel 2, lid 2, van die richtlijn sluit echter bepaalde diensten van de werkingssfeer van de richtlijn uit, met name diensten op het gebied van vervoer die onder titel VI van het VWEU vallen. (32) Uit overweging 21 van richtlijn 2006/123 blijkt duidelijk dat "vervoer" in de zin van deze bepaling ook taxi's omvat. Omvat die term ook bemiddelingsdiensten tussen taxichauffeurs en hun klanten?
  3. Artikel 2, lid 2, sub d, van richtlijn 2006/123 is al eerder door het Hof uitgelegd. Het heeft geoordeeld dat, wat de diensten van technische controle van voertuigen betreft, deze bepaling niet alleen betrekking heeft op elke fysieke handeling waarbij personen of goederen van de ene plaats naar de andere worden gebracht met behulp van een voertuig, vliegtuig of vaartuig, maar ook op elke dienst die inherent is aan een dergelijke handeling. (33)
  4. Het Hof oordeelde dat diensten van technische controles inherent verbonden zijn met vervoerdiensten in strikte zin, voor zover zij een noodzakelijke voorwaarde zijn voor deze laatste, doordat zij de verkeersveiligheid helpen waarborgen. (34)
  5. Het Hof merkte ook op dat de maatregelen tot harmonisatie van deze diensten voor technische controle waren vastgesteld op basis van de bepalingen van het VWEU inzake vervoer. (35) Anders dan de Commissie in deze zaak meent, lijkt mij deze vaststelling doorslaggevend voor de uitlegging van artikel 2, lid 2, sub d, van richtlijn 2006/123. Deze bepaling verwijst uitdrukkelijk naar de titel van het VWEU betreffende het vervoer (thans titel VWEU). Deze bepaling verwijst uitdrukkelijk naar de titel van het VWEU betreffende het vervoer (thans titel VI van het VWEU). Volgens artikel 58, lid 1, VWEU wordt het vrij verrichten van diensten op het gebied van vervoer immers beheerst door de titel betreffende vervoer van het VWEU. Richtlijn 2006/123 kan dus niet het vrij verrichten van diensten op dat gebied regelen. Door de richtlijnen betreffende de technische controle van voertuigen vast te stellen op basis van de bepalingen van titel VI van het VWEU, heeft de Uniewetgever deze diensten impliciet tot het gebied van het vervoer gerekend in de zin van zowel artikel 58, lid 1, VWEU als artikel 2, lid 2, sub d, van richtlijn 2006/123. Deze keuze van rechtsgrondslag voor de harmonisatiemaatregelen is derhalve doorslaggevend voor de uitsluiting van de betrokken diensten van de werkingssfeer van richtlijn 2006/123. (36)
  6. Bemiddelingsdiensten zoals die welke in het hoofdgeding aan de orde zijn, lijken geen inherent verband te houden met taxidiensten in de zin van de hierboven aangehaalde rechtspraak van het Hof, aangezien zij niet zoals technische keuringen een noodzakelijke voorwaarde zijn voor het verrichten van laatstgenoemde diensten. Het is juist dat de Roemeense wetgeving elke aanbieder van taxidiensten verplicht om gebruik te maken van een dispatchingdienst. Een dergelijke op nationaal niveau opgelegde verplichting kan echter niet bepalend zijn voor de classificatie van een categorie diensten vanuit het oogpunt van het EU-recht.
  7. Bovendien vallen deze bemiddelingsdiensten niet onder een specifieke harmonisatiemaatregel die is vastgesteld op basis van de bepalingen van het VWEU inzake vervoer.
  8. Ik zie dan ook geen reden om deze diensten op grond van artikel 2, lid 2, sub d, van richtlijn 2006/123 van de werkingssfeer daarvan uit te sluiten.
  9. Bovendien bevat artikel 3, lid 1, van richtlijn 2006/123 een regel volgens welke de bepalingen van specifieke handelingen van Unierecht die de toegang tot en de uitoefening van diensten in specifieke sectoren regelen, in geval van strijdigheid voorrang hebben boven die van richtlijn 2006/123. Hoewel artikel 3, lid 1, van deze richtlijn in zijn tweede volzin, waarin andere richtlijnen worden opgesomd, niet uitdrukkelijk naar richtlijn 2000/31 verwijst, lijkt het mij niettemin duidelijk dat deze regel ook richtlijn 2000/31 betreft. Voor zover richtlijn 2000/31 de toegang tot en de uitoefening van diensten van de informatiemaatschappij regelt, vormt zij een lex specialis ten opzichte van richtlijn 2006/123. (37)
  10. Aangezien het in artikel 4, lid 1, van richtlijn 2000/31 neergelegde verbod van elk vergunningstelsel echter niet van toepassing is op diensten als die welke in het hoofdgeding aan de orde zijn, is er geen sprake van een conflict tussen beide richtlijnen. De uitsluiting van de toepasselijkheid van dit verbod, die voortvloeit uit artikel 4, lid 2, van richtlijn 2000/31, betekent niet dat de lidstaten de onvoorwaardelijke bevoegdheid krijgen om vergunningstelsels toe te passen in de door deze bepaling bestreken situaties. Alleen artikel 4, lid 1, van richtlijn 2000/31 is niet van toepassing; deze vergunningstelsels blijven onderworpen aan andere regels van het Unierecht, zoals richtlijn 2006/123, ook voor zover zij betrekking hebben op diensten van de informatiemaatschappij.
  11. Artikel 3, lid 1, van richtlijn 2006/123 verzet zich dus niet tegen de toepassing van deze richtlijn op het in het hoofdgeding aan de orde zijnde vergunningstelsel, ook niet voor zover het betrekking heeft op de diensten van de informatiemaatschappij.
  12. In de prejudiciële vraag verwijst de verwijzende rechter naar de artikelen 9, 10 en 16 van richtlijn 2006/123/EG. Artikel 16 van deze richtlijn betreft evenwel het vrij verrichten van diensten in andere lidstaten dan die van de plaats van vestiging van de dienstverrichter. Zoals in punt 56 van dit advies is aangegeven, betreft het hoofdgeding de uitoefening van een dienstenactiviteit door een Roemeense vennootschap op Roemeens grondgebied. Artikel 16 van richtlijn 2006/123 is derhalve niet van toepassing op dit geding.
  13. De bepalingen van deze richtlijn inzake de vrijheid van vestiging, namelijk de artikelen 9 tot en met 15, zijn daarentegen wel van toepassing. Het Hof heeft geoordeeld dat deze artikelen van toepassing zijn op zuiver interne situaties. (38)

- Artikelen 9 en 10 van Richtlijn 2006/123

  1. Artikel 9 van Richtlijn 2006/123 is gebaseerd op het beginsel dat dienstenactiviteiten niet mogen worden onderworpen aan vergunningstelsels. Niettemin kunnen de lidstaten onder bepaalde voorwaarden de toegang tot een dienstenactiviteit aan een dergelijke regeling onderwerpen. (39) Deze voorwaarden zijn de volgende: het stelsel mag niet discriminerend zijn, het moet gerechtvaardigd zijn om een dwingende reden van algemeen belang en er mogen geen minder beperkende maatregelen zijn waarmee hetzelfde doel kan worden bereikt.
  2. Er werd geen informatie verstrekt in verband met de rechtvaardiging van het vergunningstelsel voor taxivervoer dat voortvloeit uit wet nr. 38/2003. Wat Besluit nr. 626/2017 betreft, beroept de gemeente Boekarest zich in haar opmerkingen op de noodzaak om gelijke concurrentievoorwaarden te waarborgen tussen "traditionele" taxiboekingscentrales en elektronische bemiddelingsdiensten. Dit verklaart echter niet de beweegredenen voor het vergunningstelsel als zodanig.
  3. Het staat dus aan de verwijzende rechter om na te gaan of er dwingende redenen van algemeen belang bestaan die het vergunningstelsel voor taxivervoer rechtvaardigen. Ik wijs er enkel op dat dit stelsel betrekking heeft op een bemiddelingsdienst op een markt waarvoor reeds een vergunningstelsel geldt, namelijk die voor het verrichten van taxivervoerdiensten. (40) Zo blijkt bijvoorbeeld reeds te zijn voldaan aan het algemeen belang van de consumentenbescherming. De nationale rechter zal dus moeten nagaan welke andere dwingende redenen dit aanvullende vergunningstelsel kunnen rechtvaardigen.
  4. De volgende slotopmerkingen moeten ook worden gemaakt. Krachtens artikel 10, leden 1 en 2, van Richtlijn 2006/123/EG moet een vergunning worden verleend op basis van criteria die worden gerechtvaardigd door een dwingende reden van algemeen belang en die evenredig zijn aan die doelstelling van algemeen belang.
  5. Om een vergunning te verkrijgen, vereist artikel 15, lid 2, van wet nr. 38/2003 onder meer dat de aanvrager beschikt over een tweerichtingsradio, een beveiligde radiofrequentie, personeel dat houder is van een certificaat van radiotelefonie-exploitant en een vergunning voor het gebruik van radiofrequenties. Uit de aan het Hof voorgelegde stukken blijkt niet duidelijk of deze vereisten van toepassing zijn op aanbieders van bemiddelingsdiensten tussen taxichauffeurs en klanten door middel van een smartphoneapplicatie. Die mogelijkheid lijkt echter niet te zijn uitgesloten.
  6. Deze eisen, die zijn ontworpen voor taxiboekingscentrales die gebruik maken van radio, zijn duidelijk ongeschikt voor diensten die langs elektronische weg worden verricht, aangezien zij de dienstverleners ongerechtvaardigde lasten en kosten opleggen. Bijgevolg kunnen zij per definitie niet worden gerechtvaardigd door een dwingende reden van algemeen belang of worden beschouwd als evenredig met een doelstelling van algemeen belang wanneer zij van toepassing zijn op dienstverleners op het gebied van de informatiemaatschappij. Volgens deze eisen moeten dienstverleners niet alleen beschikken over de technologieën die ze gebruiken, maar ook over vaardigheden en apparatuur die specifiek zijn voor een andere technologie.
  7. Om die redenen ben ik van mening dat een vergunningstelsel niet is gebaseerd op criteria die worden gerechtvaardigd door een dwingende reden van algemeen belang, zoals artikel 10, lid 1, sub b en c, van richtlijn 2006/123 vereist, wanneer aan de verlening van de vergunning eisen worden verbonden die technologisch ongeschikt zijn voor de voorgenomen dienst van de aanvrager. Artikel 56 VWEU
  8. In de prejudiciële vraag verwijst de verwijzende rechter ook naar artikel 56 VWEU, dat het vrij verrichten van diensten invoert. Zoals in punt 56 van dit advies is opgemerkt, betreft het hoofdgeding evenwel de uitoefening van een dienstenactiviteit door een Roemeense vennootschap op Roemeens grondgebied. Volgens vaste rechtspraak van het Hof zijn de bepalingen van het VWEU inzake het vrij verrichten van diensten niet van toepassing op een situatie die in alle opzichten beperkt is tot één lidstaat. (41) Artikel 56 VWEU is derhalve niet van toepassing op de onderhavige zaak. Antwoord op de tweede en de derde prejudiciële vraag
  9. Ik stel voor om op de tweede en de derde prejudiciële vraag te antwoorden dat artikel 4 van richtlijn 2000/31 aldus moet worden uitgelegd dat het zich niet ertegen verzet dat op een dienstverlener op het gebied van de informatiemaatschappij een vergunningstelsel wordt toegepast dat geldt voor verleners van economisch gelijkwaardige diensten die geen diensten van de informatiemaatschappij zijn. De artikelen 9 en 10 van richtlijn 2006/123 verzetten zich tegen de toepassing van een dergelijk vergunningstelsel, tenzij het voldoet aan de criteria van deze artikelen, hetgeen de verwijzende rechter dient na te gaan. Een vergunningstelsel voldoet niet aan de criteria van artikel 10 van richtlijn 2006/123 wanneer aan de verlening van de vergunning eisen worden verbonden die uit technologisch oogpunt ongeschikt zijn voor de door de aanvrager beoogde dienst. Artikel 3 van richtlijn 2000/31, artikel 16 van richtlijn 2006/123 en artikel 56 VWEU zijn niet van toepassing op de situatie van een dienstverrichter die diensten van de informatiemaatschappij wil verrichten in de lidstaat waar hij is gevestigd. De vierde prejudiciële vraag
  10. Met zijn vierde vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of besluit nr. 626/2017 een technisch voorschrift in de zin van artikel 1, lid 1, sub f, van richtlijn 2015/1535 vormt, dat overeenkomstig artikel 5 van deze richtlijn aan de Commissie had moeten worden meegedeeld.
  11. Volgens artikel 1, lid 1, sub f, derde alinea, van richtlijn 2015/1535 heeft deze bepaling betrekking op de technische voorschriften die worden vastgesteld door de door de lidstaten aangewezen instanties die zijn opgenomen in een lijst welke in voorkomend geval door de Commissie wordt opgesteld en bijgewerkt in het kader van het in artikel 2 van deze richtlijn bedoelde comité. Een dergelijke lijst is gepubliceerd op 31 mei 2006 (42 ), dat wil zeggen vóór de toetreding van Roemenië tot de Europese Unie, en de Roemeense autoriteiten zijn er dus niet in opgenomen. Niettemin stelt de Commissie in haar opmerkingen dat Roemenië op het moment van toetreding had meegedeeld dat alleen zijn centrale autoriteiten bevoegd waren om technische voorschriften in de zin van Richtlijn 2015/1535 vast te stellen. Besluiten van de gemeente Boekarest vallen dus niet onder de kennisgevingsverplichting van artikel 5 van die richtlijn.
  12. Daarmee is het probleem echter niet volledig opgelost, aangezien er, zoals ik reeds heb opgemerkt, twijfel bestaat over de vraag of de vergunningsplicht voor het verrichten van diensten als die welke in het hoofdgeding aan de orde zijn, uitsluitend voortvloeit uit besluit nr. 626/2017 dan wel uit artikel 15 van wet nr. 38/2003, waarvan dit besluit slechts een uitvoeringsmaatregel is. Het is dus redelijk om te onderzoeken of deze wet bij de Commissie had moeten worden aangemeld.
  13. Naar mijn mening moet het antwoord echter "nee" zijn. Artikel 1, lid 1, sub e, van richtlijn 2015/1535 sluit van het begrip "regel betreffende diensten" - de enige categorie technische voorschriften die hier in het geding kan zijn - regels uit die niet specifiek betrekking hebben op de diensten van de informatiemaatschappij. Artikel 1, lid 1, onder e), tweede alinea, bepaalt dat voorschriften specifiek betrekking hebben op die diensten wanneer zij specifiek tot doel hebben die diensten uitdrukkelijk en gericht te reglementeren. Regels die slechts impliciet of incidenteel op die diensten van invloed zijn, worden daarentegen niet geacht specifiek betrekking te hebben op die diensten.
  14. Er zij op gewezen dat wet nr. 38/2003 geen enkele verwijzing bevat naar de diensten van de informatiemaatschappij. Integendeel, zij gaat daaraan voorbij in die mate dat zij zelfs eist dat elke aanbieder van taxidiensten over frequenties en radioapparatuur beschikt, ongeacht of hij via de radio dan wel met IT-middelen werkt. Het is mijns inziens dan ook duidelijk dat, indien deze wet van toepassing is op de diensten van de informatiemaatschappij, zoals de gemeente Boekarest beweert, zij niet tot doel heeft deze diensten expliciet en gericht te reguleren en deze slechts impliciet raakt, waarschijnlijk door inertie.
  15. Dat is bovendien gemakkelijk te verklaren door het feit dat wet nr. 38/2003 dateert van 2003, terwijl het bedrijf Uber, een pionier op het gebied van boekingen van vervoersdiensten via smartphones, pas in 2009 werd opgericht.
  16. Artikel 15 van wet nr. 38/2003 is dus niet specifiek gericht op de diensten van de informatiemaatschappij in de zin van artikel 1, lid 1, sub e, van richtlijn 2015/1535.
  17. Bijgevolg moet op de vierde prejudiciële vraag worden geantwoord dat besluit nr. 626/2017 geen technisch voorschrift is in de zin van artikel 1, lid 1, sub f, van richtlijn 2015/1535. Conclusie
  18. Gelet op het voorgaande stel ik voor dat het Hof de prejudiciële vragen van het Tribunalul București (regionale rechtbank Boekarest, Roemenië) als volgt beantwoordt:

(1) Artikel 2, sub a, van richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt ("richtlijn inzake elektronische handel"), gelezen in samenhang met artikel 1, lid 1, sub b, van richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij, moet aldus worden uitgelegd dat een dienst die erin bestaat taxipassagiers via een elektronische applicatie rechtstreeks in contact te brengen met taxichauffeurs, een dienst van de informatiemaatschappij is wanneer deze dienst niet inherent verbonden is met de taxivervoerdienst, zodat hij geen integrerend deel uitmaakt van de taxivervoerdienst.

(2) Artikel 4 van richtlijn 2000/31 moet aldus worden uitgelegd dat het zich niet ertegen verzet dat op een dienstverlener op het gebied van de informatiemaatschappij een vergunningstelsel wordt toegepast dat geldt voor verleners van economisch gelijkwaardige diensten die geen diensten van de informatiemaatschappij zijn.

De artikelen 9 en 10 van richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt, moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen de toepassing van een dergelijk vergunningstelsel, tenzij het voldoet aan de criteria van deze artikelen, hetgeen de verwijzende rechter dient na te gaan. Een vergunningstelsel voldoet niet aan de criteria van artikel 10 van richtlijn 2006/123 wanneer aan de verlening van de vergunning eisen worden verbonden die uit technologisch oogpunt ongeschikt zijn voor de door de aanvrager beoogde dienst.

Artikel 3 van Richtlijn 2000/31, artikel 16 van Richtlijn 2006/123 en artikel 56 VWEU zijn niet van toepassing op een dienstverrichter die diensten van de informatiemaatschappij wil verrichten in de lidstaat waar hij is gevestigd.

(3) De Hotărârea Consiliului General al Municipiului București nr. 626/2017 pentru modificarea și completarea Hotărârii Consiliului General al Municipiului București nr. 178/2008 privind aprobarea Regulamentului-cadru, a Caietului de sarcini și a contractului de atribuire în gestiune delegată pentru organizarea și executarea serviciului public de transport local în regim de taxi (Besluit nr. 626/2017 van 19 december 2017 van de gemeenteraad van Boekarest tot wijziging en aanvulling van Besluit nr. 178/2008 van 21 april 2008 tot goedkeuring van de kaderverordening, contractdocumenten en de concessieovereenkomst voor het gedelegeerd beheer van de organisatie en de verlening van lokale openbare taxidiensten) is geen technisch voorschrift in de zin van artikel 1, lid 1, sub f, van richtlijn 2015/1535.

1 Originele taal: Frans.

2 Arrest van 20 december 2017, Asociación Profesional Elite Taxi (C-434/15, EU:C:2017:981).

3 Zie, in verband met een soortgelijke twijfel, arrest van 19 december 2019, Airbnb Ireland (C-390/18, EU:C:2019:1112, punten 28 tot en met 31), en mijn conclusie in die zaak (C-390/18, EU:C:2019:336, punten 93 tot en met 99).

4 PB 2000, L 178, blz. 1.

5 Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PB L 204, blz. 37), zoals gewijzigd bij richtlijn 98/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 juli 1998 (PB L 217, blz. 18).

6 PB 2006, L 376, blz. 36.

7 PB 2015, L 241, blz. 1.

8 Monitorul Oficial al României, deel I, nr. 45, van 28 januari 2003.

9 Zie in die zin arrest van 19 december 2019, Airbnb Ireland (C-390/18, EU:C:2019:1112, punt 46).

10 Zie in die zin ook het arrest van 20 december 2017, Asociación Profesional Elite Taxi (C-434/15, EU:C:2017:981, punt 35).

11 Arrest van 20 december 2017, Asociación Profesional Elite Taxi (C-434/15, EU:C:2017:981, punten 38 tot en met 42).

12 Zie in die zin arrest van 20 december 2017, Asociación Profesional Elite Taxi (C-434/15, EU:C:2017:981, dictum).

13 Hoewel het Hof de term 'aanwerving' niet gebruikte, vermoedelijk om de controverse over de arbeidsrechtelijke status van Uber-chauffeurs te omzeilen, moet het woord 'selectie' wel in die zin worden geïnterpreteerd.

14 Arrest van 20 december 2017, Asociación Profesional Elite Taxi (C-434/15, EU:C:2017:981, punt 39).

15 De gemeente Boekarest voert in haar opmerkingen aan dat Star Taxi App op 1 februari 2018 nieuwe diensten heeft gelanceerd die het mogelijk maken om met een bankkaart te betalen en een minimumtarief vast te stellen. Star Taxi App heeft deze bewering echter met klem betwist in haar antwoord op een specifieke vraag van het Hof over dit onderwerp. Het gaat dus om een feit dat in het hoofdgeding niet is komen vast te staan. Hoe dan ook blijkt niet dat deze aanvullende diensten de globale beoordeling van de activiteit van Star Taxi App kunnen wijzigen (zie in die zin arrest van 19 december 2019, Airbnb Ireland (C-390/18, EU:C:2019:1112, punten 58 tot en met 64)).

16 Arrest van 20 december 2017 (C-434/15, EU:C:2017:981).

17 Zoals het Hof heeft opgemerkt in punt 38 van zijn arrest van 20 december 2017, Asociación Profesional Elite Taxi (C-434/15, EU:C:2017:981). Zie ook, wat het verband tussen de totstandbrenging van een dienstverrichting en de uitoefening van zeggenschap over die diensten betreft, mijn conclusie in de zaak Airbnb Ireland (C-390/18, EU:C:2019:336, punten 64 en 65).

18 Voor een uitgebreidere beschrijving van de werking van Uber verwijs ik naar mijn conclusie in Asociación Profesional Elite Taxi (C-434/15, EU:C:2017:364).

19 Zie in die zin arrest van 19 december 2019, Airbnb Ireland (C-390/18, EU:C:2019:1112, punt 55), en mijn conclusie in die zaak (C-390/18, EU:C:2019:336, punten 57 tot en met 59).

20 Arrest van 20 december 2017, Asociación Profesional Elite Taxi (C-434/15, EU:C:2017:981).

21 Arrest van 20 december 2017 (C-434/15, EU:C:2017:981).

22 Zie ook artikel 1, lid 2, van Richtlijn 2000/31, waarin het volgende is bepaald: "Voor zover voor de verwezenlijking van de in lid 1 genoemde doelstelling nodig, worden met deze richtlijn bepaalde nationale bepalingen betreffende de diensten van de informatiemaatschappij op het gebied van de interne markt, de vestiging van dienstverleners, commerciële communicatie, elektronische contracten, de aansprakelijkheid van tussenpersonen, gedragscodes, de buitengerechtelijke beslechting van geschillen, rechtsgedingen en de samenwerking tussen lidstaten onderling aangepast.

23 Dat wil zeggen, anders dan radio, in de praktijk door middel van IT-middelen.

24 Ik herinner eraan dat, hoewel volgens het EU-recht alle vergunningstelsels verboden zijn voor diensten van de informatiemaatschappij overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2000/31, dergelijke stelsels onder bepaalde voorwaarden zijn toegestaan voor andere categorieën van diensten overeenkomstig de artikelen 9 en 10 van Richtlijn 2006/123 of artikel 49 VWEU.

25 Arrest van 20 december 2017 (C-434/15, EU:C:2017:981).

26 Arrest van 20 december 2017 (C-255/16, EU:C:2017:983).

27 Arrest van 20 december 2017, Falbert e.a. (C-255/16, EU:C:2017:983, punt 35).

28 Nu artikel 1, lid 1, onder e), van Richtlijn 2015/1535.

29 Arrest van 20 december 2017, Falbert e.a. (C-255/16, EU:C:2017:983, punten 16 tot en met 18).

30 Ik wijs erop dat in dat scenario ook de vraag van de rechtmatigheid van besluit nr. 626/2017 naar nationaal recht zou rijzen, aangezien Legea nr. 365/2002 privind comerļul electronic (wet nr. 365/2002 betreffende de elektronische handel) van 7 juni 2002 (Monitorul Oficial al României, deel I, nr. 483, van 5 juli 2002), waarbij richtlijn 2000/31 in Roemeens recht is omgezet, in artikel 4, lid 1, daarvan het in artikel 4, lid 1, van die richtlijn neergelegde verbod overneemt.

31 Zie de punten 18 en 19 van dit advies.

32 Artikel 2, lid 2, onder d), van Richtlijn 2006/123.

33 Arrest van 15 oktober 2015, Grupo Itevelesa e.a. (C-168/14, EU:C:2015:685, punt 46).

34 Arrest van 15 oktober 2015, Grupo Itevelesa e.a. (C-168/14, EU:C:2015:685, punt 47).

35 Arrest van 15 oktober 2015, Grupo Itevelesa e.a. (C-168/14, EU:C:2015:685, punt 49).

36 Zie ook mijn conclusie in gevoegde zaken Trijber en Harmsen (C-340/14 en C-341/14, EU:C:2015:505, punten 27 en 28).

37 Zie in die zin arrest van 19 december 2019, Airbnb Ireland (C-390/18, EU:C:2019:1112, punten 40 tot en met 42).

38 Arrest van 30 januari 2018, X en Visser (C-360/15 en C-31/16, EU:C:2018:44, punt 3 van het dictum). Zie ook mijn adviezen in gevoegde zaken Trijber en Harmsen (C-340/14 en C-341/14, EU:C:2015:505, punten 44 tot en met 57), en in gevoegde zaken X en Visser (C-360/15 en C-31/16, EU:C:2017:397, punt 106 e.v.).

39 Het begrip "vergunningstelsel" wordt in artikel 4, lid 6, van richtlijn 2006/123 gedefinieerd als "elke procedure volgens welke een dienstverrichter of afnemer in feite verplicht is stappen te ondernemen om van een bevoegde instantie een formeel of stilzwijgend besluit te verkrijgen betreffende de toegang tot of de uitoefening van een dienstenactiviteit". Naar mijn mening lijdt het geen twijfel dat de activiteit van taxivervoer naar Roemeens recht onderworpen is aan een vergunningstelsel in de zin van deze definitie. Dat stelsel is gebaseerd op artikel 15 van wet nr. 38/2003 en op het niveau van de gemeente Boekarest ten uitvoer gelegd bij besluit nr. 178/2008, zoals gewijzigd bij besluit nr. 626/2017.

40 Aangezien het in dit geval om een vervoersdienst gaat, valt die regeling buiten het toepassingsgebied van Richtlijn 2006/123/EG.

41 Zie, meest recent, arrest van 13 december 2018, France Télévisions (C-298/17, EU:C:2018:1017, punt 30 en de aangehaalde rechtspraak).

42 PB 2006, C 127, blz. 14

ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer)

https://curia.europa.eu/juris/document/document.jsf;jsessionid=1B1ECA1D19F674B9B5A28F3FFB93686C?text=&docid=234921&pageIndex=0&doclang=en&mode=lst&dir=&occ=first&part=1&cid=27754592

3 december 2020 (*)

(Prejudiciële verwijzing - Artikel 56 VWEU - Toepasselijkheid - Zuiver interne situatie - Richtlijn 2000/31/EG - Artikel 2, sub a - Begrip "diensten van de informatiemaatschappij" - Artikel 3, leden 2 en 4 - Artikel 4 - Toepasselijkheid - Richtlijn 2006/123/EG - Diensten - Hoofdstukken III (Vrijheid van vestiging van dienstverrichters) en IV (Vrij verkeer van diensten) - Toepasselijkheid - Artikelen 9 en 10 (Vrij verkeer van diensten) - Toepasselijkheid - Artikelen 9 en 10 - Richtlijn (EU) 2015/1535 - Artikel 1, lid 1, sub e en f - Begrip "regel betreffende diensten" - Begrip "technisch voorschrift" - Artikel 5, lid 1 - Geen voorafgaande mededeling - Handhaafbaarheid - Activiteit waarbij personen die stedelijke trajecten willen afleggen, in contact worden gebracht met erkende taxichauffeurs, door middel van smartphoneapplicatie - Kwalificatie - Nationale regeling die deze activiteit aan voorafgaande vergunning onderwerpt)

In zaak C-62/19,

Verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door het Tribunalul Bucureşti (regionale rechtbank Boekarest, Roemenië) bij beslissing van 14 december 2018, ingekomen bij het Hof op 29 januari 2019, in de procedure

Star Taxi App SRL

v

Unitatea Administrativ Teritorială Municipiul Bucureşti prin Primar General,

Consiliul General al Municipiului Bucureşti,

belanghebbende partijen:

IB,

Camera Naţională a Taximetriştilor din România,

D'Artex Star SRL,

Auto Cobălcescu SRL,

Cristaxi Service SRL,

HET HOF (Vierde kamer),

samengesteld uit M. Vilaras, kamerpresident, N. Piçarra, D. Šváby (rapporteur), S. Rodin en K. Jürimäe, rechters,

Advocaat-generaal: M. Szpunar,

Griffier: R. Șereș, Beheerder,

gezien de schriftelijke procedure,

gezien de opmerkingen die zijn ingediend namens:

- Star Taxi App SRL, aanvankelijk door C. Băcanu en later door G.C.A. Ioniţă, avocați,

- Unitatea Administrativ Teritorială Municipiul Bucureşti prin Primar General, door M. Teodorescu, gemachtigde,

- de Nederlandse regering, door M. Bulterman en J.M. Hoogveld, als gemachtigden,

- de Europese Commissie, door S. L. Kalėda, L. Malferrari, L. Nicolae en Y. G. Marinova, als gemachtigden,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 10 september 2020,

geeft het volgende

Oordeel

1 Dit verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 56 VWEU, artikel 1, lid 2, van richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (PB L 204, blz. 37), zoals gewijzigd bij richtlijn 98/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 juli 1998 (PB L 217, blz. 18) (hierna: "richtlijn 98/34"), artikel 2, sub a, artikel 3, leden 2 en 4, en artikel 4 van richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning van beslissingen in burgerlijke en handelszaken. 18) ("richtlijn 98/34"), de artikelen 2, sub a, 3, leden 2 en 4, en 4 van richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt ("richtlijn inzake elektronische handel") (PB L 178, blz. 1), de artikelen 9, 10 en 16 van richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (PB L 376, blz. 36), en ten slotte artikel 5 van richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PB L 241, blz. 1).

2 Het verzoek is ingediend in een procedure tussen Star Taxi App SRL, enerzijds, en de Unitatea Administrativ Teritorială Municipiul București prin Primar General (Territoriale Administratieve Eenheid van de Gemeente Boekarest, Roemenië; (hierna: "gemeente Boekarest"), en de Consiliul General al Municipiului București (algemene raad van de gemeente Boekarest, Roemenië), betreffende een regeling volgens welke een voorafgaande vergunning is vereist voor de activiteit, uitgevoerd door middel van een smartphoneapplicatie, waarbij personen die een stedelijke reis willen maken in contact worden gebracht met erkende taxichauffeurs.

Juridische achtergrond

Wetgeving van de Europese Unie

Richtlijn 98/34

3 Richtlijn 2015/1535 heeft Richtlijn 98/34 met ingang van 7 oktober 2015 ingetrokken en vervangen, en verwijzingen naar laatstgenoemde richtlijn gelden voortaan als verwijzingen naar Richtlijn 2015/1535, overeenkomstig artikel 10, tweede alinea, van die richtlijn.

4 Met name artikel 1, eerste alinea, punt 2, van Richtlijn 98/34/EG is in identieke bewoordingen vervangen door artikel 1, lid 1, onder b), van Richtlijn 2015/15/EG35 .

Richtlijn 2000/31

5 Artikel 2, onder a), van Richtlijn 2000/31 definieert "diensten van de informatiemaatschappij" als "diensten in de zin van artikel 1[, lid 1, onder b), van Richtlijn 2015/1535]".

6 Artikel 3, leden 2 en 4, van Richtlijn 2000/31 luidt als volgt:

'2. De lidstaten mogen het vrije verkeer van diensten van de informatiemaatschappij die vanuit een andere lidstaat worden geleverd, niet beperken om redenen die vallen binnen het gecoördineerde gebied.

...

  1. De lidstaten kunnen maatregelen nemen om voor een bepaalde dienst van de informatiemaatschappij van lid 2 af te wijken, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

(a) de maatregelen zijn:

(i) noodzakelijk om een van de volgende redenen:

- de openbare orde, met name het voorkomen, onderzoeken, opsporen en vervolgen van strafbare feiten, met inbegrip van de bescherming van minderjarigen en de bestrijding van het aanzetten tot haat op grond van ras, geslacht, godsdienst of nationaliteit en van schendingen van de menselijke waardigheid van individuele personen,

- de bescherming van de volksgezondheid,

- openbare veiligheid, met inbegrip van de bescherming van de nationale veiligheid en defensie,

- de bescherming van consumenten, met inbegrip van investeerders;

(ii) tegen een bepaalde dienst van de informatiemaatschappij zijn genomen die afbreuk doet aan de onder i) genoemde doelstellingen of die een ernstig gevaar voor afbreuk aan die doelstellingen inhoudt;

(iii) evenredig zijn aan die doelstellingen;

(b) alvorens de betrokken maatregelen te nemen en onverminderd gerechtelijke procedures, met inbegrip van inleidende procedures en handelingen in het kader van een strafrechtelijk onderzoek, heeft de lidstaat:

- de in lid 1 bedoelde lidstaat verzocht maatregelen te nemen en deze lidstaat deze maatregelen niet of onvoldoende heeft genomen,

- de Commissie en de in lid 1 bedoelde lidstaat in kennis gesteld van haar voornemen om dergelijke maatregelen te nemen.".

7 Artikel 4 van deze richtlijn bepaalt

'1. De lidstaten zorgen ervoor dat de toegang tot en de uitoefening van de activiteit van dienstverlener op het gebied van de informatiemaatschappij niet afhankelijk kunnen worden gesteld van een voorafgaande vergunning of enig ander vereiste met gelijke werking.

  1. Lid 1 laat vergunningstelsels onverlet die niet specifiek en uitsluitend gericht zijn op diensten van de informatiemaatschappij, of die vallen onder Richtlijn 97/13/EG van het Europees Parlement en de Raad van 10 april 1997 betreffende een gemeenschappelijk kader voor algemene machtigingen en individuele vergunningen op het gebied van telecommunicatiediensten [PB L 117, blz. 15]. Richtlijn 2006/123

8 Overweging 21 van Richtlijn 2006/123 stelt:

Vervoersdiensten, met inbegrip van stadsvervoer, taxi's en ambulances, alsmede havendiensten, moeten van het toepassingsgebied van deze richtlijn worden uitgesloten.

9 Overeenkomstig artikel 2, lid 2, onder d), van die richtlijn is zij niet van toepassing op diensten op het gebied van vervoer, met inbegrip van havendiensten, die vallen onder titel V van het derde deel van het EG-Verdrag, thans titel VI van het derde deel van het VWEU.

10 Artikel 3, lid 1, van deze richtlijn bepaalt:

"Indien de bepalingen van deze richtlijn strijdig zijn met een bepaling van een ander communautair besluit dat betrekking heeft op specifieke aspecten van de toegang tot of de uitoefening van een dienstenactiviteit in specifieke sectoren of voor specifieke beroepen, prevaleert de bepaling van het andere communautaire besluit en is zij van toepassing op die specifieke sectoren of beroepen. Deze omvatten:

(a) richtlijn 96/71/EG [van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1996 betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten (PB 1997, L 18, blz. 1)];

(b) verordening (EEG) nr. 1408/71 [van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, zoals gewijzigd en bijgewerkt bij verordening (EG) nr. 118/97 van de Raad van 2 december 1996 (PB L 28, blz. 1)];

c) richtlijn 89/552/EEG van de Raad van 3 oktober 1989 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake de uitoefening van televisieomroepactiviteiten (PB L 298, blz. 23);

(d) richtlijn 2005/36/EG [van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (PB L 255, blz. 22)]".

11 Artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2006/123 definieert "dienst" als elke economische activiteit, anders dan in loondienst, die normaliter wordt verricht tegen een vergoeding, zoals bedoeld in artikel 57 VWEU.

12 Hoofdstuk III van deze richtlijn, getiteld "Vrijheid van vestiging van dienstverrichters", bevat de artikelen 9 tot en met 15. Artikel 9 bepaalt:

'1. De lidstaten stellen de toegang tot of de uitoefening van een dienstenactiviteit niet afhankelijk van een vergunningstelsel, tenzij aan de volgende voorwaarden is voldaan:

(a) het vergunningstelsel de betrokken dienstverrichter niet discrimineert;

(b) de noodzaak van een vergunningstelsel wordt gerechtvaardigd door een dwingende reden van algemeen belang;

(c) het nagestreefde doel niet door een minder beperkende maatregel kan worden bereikt, met name omdat een controle achteraf te laat zou komen om werkelijk doeltreffend te zijn.

  1. In het in artikel 39, lid 1, bedoelde verslag vermelden de lidstaten hun vergunningstelsels en geven zij aan waarom deze stelsels verenigbaar zijn met lid 1 van dit artikel.
  2. Deze afdeling is niet van toepassing op die aspecten van vergunningstelsels die direct of indirect door andere communautaire besluiten worden geregeld.

13 Krachtens artikel 10, leden 1 en 2, van Richtlijn 2006/123:

'1. De vergunningstelsels zijn gebaseerd op criteria die beletten dat de bevoegde instanties hun beoordelingsbevoegdheid op willekeurige wijze uitoefenen.

  1. De in lid 1 bedoelde criteria zijn:

(a) niet-discriminerend;

(b) wordt gerechtvaardigd door een dwingende reden van algemeen belang;

(c) evenredig is met die doelstelling van algemeen belang;

(d) duidelijk en ondubbelzinnig;

(e) doelstelling;

(f) vooraf openbaar worden gemaakt;

(g) transparant en toegankelijk.

14 Hoofdstuk IV van deze richtlijn, dat betrekking heeft op het vrije verkeer van diensten, bevat artikel 16, dat bepaalt:

'1. De lidstaten eerbiedigen het recht van dienstverrichters om diensten te verrichten in een andere lidstaat dan die waar zij gevestigd zijn.

De lidstaat waar de dienst wordt verricht, waarborgt de vrije toegang tot en de vrije uitoefening van een dienstenactiviteit op zijn grondgebied.

De lidstaten stellen de toegang tot of de uitoefening van een dienstenactiviteit op hun grondgebied niet afhankelijk van de naleving van eisen die niet in overeenstemming zijn met de volgende beginselen:

(a) non-discriminatie: de eis mag niet direct of indirect discriminerend zijn ten aanzien van de nationaliteit of, in het geval van rechtspersonen, ten aanzien van de lidstaat waar zij gevestigd zijn;

(b) noodzakelijkheid: de eis moet gerechtvaardigd zijn om redenen van openbare orde, openbare veiligheid, volksgezondheid of milieubescherming;

(c) evenredigheid: de eis moet geschikt zijn om het nagestreefde doel te bereiken en mag niet verder gaan dan wat nodig is om dat doel te bereiken.

  1. De lidstaten mogen het vrij verrichten van diensten door een in een andere lidstaat gevestigde dienstverrichter niet beperken door een van de volgende eisen te stellen:

(a) een verplichting voor de dienstverrichter om een vestiging op hun grondgebied te hebben;

(b) de verplichting voor de dienstverrichter bij hun bevoegde instanties een vergunning aan te vragen, met inbegrip van de inschrijving in een register of in een register bij een beroepsorde of -vereniging op hun grondgebied, behalve wanneer deze richtlijn of andere instrumenten van het Gemeenschapsrecht daarin voorzien;

(c) een verbod voor de dienstverrichter om op hun grondgebied een bepaalde vorm of soort infrastructuur op te zetten, met inbegrip van een kantoor of kabinet, die de dienstverrichter nodig heeft om de betrokken diensten te verrichten;

(d) de toepassing van specifieke contractuele regelingen tussen de dienstverrichter en de afnemer die de verrichting van diensten door zelfstandigen verhinderen of beperken;

(e) een verplichting voor de dienstverrichter om in het bezit te zijn van een door zijn bevoegde instanties afgegeven identiteitsdocument dat specifiek is voor de uitoefening van een dienstenactiviteit;

(f) eisen, met uitzondering van die welke noodzakelijk zijn voor de gezondheid en veiligheid op het werk, die gevolgen hebben voor het gebruik van uitrusting en materiaal die een integrerend deel uitmaken van de verleende dienst;

(g) beperkingen op het vrij verrichten van diensten als bedoeld in artikel 19.".

Richtlijn 2015/1535

15 Artikel 1, lid 1, onder b), e) en f), van Richtlijn 2015/1535 bepaalt:

'1. Voor de toepassing van deze richtlijn gelden de volgende definities:

...

(b) "dienst": elke dienst van de informatiemaatschappij, dat wil zeggen elke dienst die gewoonlijk tegen vergoeding, langs elektronische weg, op afstand en op individueel verzoek van een afnemer van diensten verricht wordt.

In deze definitie wordt verstaan onder:

(i) "op afstand" betekent dat de dienst wordt verleend zonder dat de partijen gelijktijdig aanwezig zijn;

(ii) "langs elektronische weg": dat de dienst verzonden en ontvangen wordt via elektronische apparatuur voor de verwerking (met inbegrip van digitale compressie) en opslag van gegevens, en geheel via draden, radio, optische middelen of andere elektromagnetische middelen wordt verzonden, doorgeleid en ontvangen;

(iii) "op individueel verzoek van een afnemer van diensten": dat de dienst op individueel verzoek via de transmissie van gegevens wordt geleverd.

...

(e) "regel betreffende diensten": een algemene eis betreffende de toegang tot en de uitoefening van dienstenactiviteiten als bedoeld onder b), met name bepalingen met betrekking tot de dienstverlener, de diensten en de afnemer van diensten, met uitzondering van regels die niet specifiek betrekking hebben op de in dat punt gedefinieerde diensten.

In deze definitie wordt verstaan onder:

(i) wordt een regel geacht specifiek betrekking te hebben op de diensten van de informatiemaatschappij wanneer die regel gezien de motivering en de tekst van het dispositief, in zijn totaliteit of in enkele specifieke bepalingen specifiek tot doel heeft die diensten uitdrukkelijk en gericht te reglementeren;

(ii) een regel wordt niet geacht specifiek betrekking te hebben op de diensten van de informatiemaatschappij indien deze slechts impliciet of incidenteel op die diensten van toepassing is;

(f) "technisch voorschrift": een technische specificatie of andere eis of een regel betreffende diensten, met inbegrip van de erop toepasselijke bestuursrechtelijke bepalingen, die de jure of de facto moet worden nageleefd voor de verhandeling, de dienstverrichting, de vestiging van een verrichter van diensten of het gebruik in een lidstaat of in een groot deel van een lidstaat, alsmede de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen, behoudens die bedoeld in artikel 7, van de lidstaten waarbij de vervaardiging, de invoer, de verhandeling of het gebruik van een product dan wel de verrichting of het gebruik van een dienst of de vestiging als dienstverlener wordt verboden.

...'

16 Artikel 5, lid 1, eerste alinea, van deze richtlijn bepaalt:

Onverminderd artikel 7 delen de lidstaten de Commissie onverwijld ieder ontwerp voor een technisch voorschrift mee, tenzij het een integrale omzetting van een internationale of Europese norm betreft, in welk geval met een mededeling van de betrokken norm kan worden volstaan; zij geven de Commissie tevens kennis van de redenen waarom de vaststelling van dit technisch voorschrift nodig is, tenzij die redenen reeds uit het ontwerp zelf blijken.

17 Krachtens artikel 10, tweede alinea, van deze richtlijn:

"Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn [98/34] gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage IV.

Roemeense wet

Wet nr. 38/2003

18 Artikel 11 van Legea nr. 38/2003 privind transportul în regim de taxi și în regim de închiriere (Wet nr. 38/2003 betreffende vervoer per taxi en huurauto) van 20 januari 2003 (Monitorul Oficial al României, deel I, nr. 45 van 28 januari 2003), in de op de feiten van het hoofdgeding toepasselijke versie, bepaalt:

'...

(j) taxivervoer ("dispatching"): een activiteit met betrekking tot taxivervoer die erin bestaat telefonisch of anderszins boekingen van klanten te ontvangen en deze via een tweerichtingsradio door te geven aan een taxichauffeur.

19 Artikel 15 van die wet bepaalt:

1. Taxivervoer mag binnen het gebied waarvoor de vergunning geldt alleen worden verricht door een rechtspersoon ("de boekingscentrale") die beschikt over een vergunning die door de bevoegde autoriteit overeenkomstig deze wet is verleend.

(2) Een vergunning voor taxivervoer kan worden verkregen door de volgende documenten in te dienen:

(a) een kopie van het door het handelsregister afgegeven kentekenbewijs;

(b) een beëdigde verklaring van de exploitant van het taxi- of huurvoertuigenvervoer dat het boekingscentrum is uitgerust met de nodige technische middelen, een tweerichtingsradio, een beveiligde radiofrequentie, bevoegd personeel en de nodige ruimten;

(c) een kopie van het certificaat van radiotelefonie-exploitant voor de werknemers van de taxiboekingscentrale, afgegeven door de bevoegde communicatieautoriteit;

(d) een kopie van de vergunning voor het gebruik van radiofrequenties die door de bevoegde autoriteit is afgegeven.

...

(5) Geautoriseerde vervoerders die taxidiensten aanbieden, maken overeenkomstig deze wet gebruik van een boekingscentrale op basis van een dispatchingovereenkomst die onder niet-discriminerende voorwaarden met deze centrale is gesloten.

(6) Dispatchingdiensten zijn verplicht voor alle taxi's van erkende vervoerders die actief zijn in een gebied, met uitzondering van gebieden waar minder dan 100 taxivergunningen zijn afgegeven, waar die dienst facultatief is.

...

(8) Taxivervoerovereenkomsten die met erkende vervoerders worden gesloten, moeten bedingen bevatten waarin de verplichtingen van de partijen tot naleving van de regels inzake kwaliteit en wettigheid van de geleverde dienst en de overeengekomen tarieven zijn opgenomen.

(9) Taxi's die worden bediend door een boekingskantoor mogen vervoersdiensten verrichten op basis van een vast tarief of een tariefschaal, afhankelijk van de voertuigcategorie, in overeenstemming met de dienstregelingsovereenkomst.

(10) De boekingscentrale levert aan de erkende vervoerders die zij bedient een tweerichtingsradio voor installatie in taxi's op basis van een huurovereenkomst die op niet-discriminerende voorwaarden wordt gesloten.

Beschikking nr. 178/2008

20 In de gemeente Boekarest worden taxidiensten geregeld door de Hotărârea Consiliului General al Municipiului București nr. 178/2008 privind aprobarea Regulamentului cadru, a Caietului de sarcini și a contractului de atribuire în gestiune delegată pentru organizarea și executarea serviciului public de transport local în regim de taxi (Besluit nr. 178/2008 van de Algemene Raad van de gemeente Boekarest tot goedkeuring van de kaderverordening, contractdocumenten en de concessieovereenkomst voor het gedelegeerd beheer van de organisatie en de verlening van lokale openbare taxidiensten) van 21 april 2008, zoals gewijzigd bij Besluit nr. 626/2017 van de Algemene Raad van de gemeente Boekarest van 19 december 2017 ("Besluit nr. 178/2008").

21 Artikel 3, lid 1, van bijlage 1 bij Besluit nr. 178/2008 bepaalt:

De in wet nr. 38/2003 gebruikte en gedefinieerde termen en begrippen hebben dezelfde betekenis als in deze kaderverordening en voor de toepassing van deze kaderverordening gelden de volgende definities:

...

(i1) verzending met andere middelen: activiteit van een door de bevoegde autoriteit erkende boekingscentrale die boekingen van klanten ontvangt door middel van een IT-toepassing of boekingen via de website van een erkende boekingscentrale en deze via een tweerichtingsradio doorstuurt naar taxichauffeurs.

(i2) IT-toepassing: software die geïnstalleerd is en functioneert op een mobiel of vast apparaat dat uitsluitend toebehoort aan de erkende boekingscentrale en haar naam draagt.

...'

22 Artikel 21 van die bijlage luidt als volgt:

1. In de gemeente Boekarest zijn dispatchingdiensten verplicht voor alle taxi's van erkende vervoerders en mogen deze diensten uitsluitend worden verleend door boekingscentrales die daartoe zijn gemachtigd door de bevoegde machtigingsautoriteit van de gemeente Boekarest, onder voorwaarden die garanderen dat klanten telefonisch of via andere middelen om deze diensten kunnen verzoeken, inclusief via internettoepassingen waarop de naam is vermeld van de boekingscentrale die in de door de bevoegde machtigingsautoriteit van de gemeente Boekarest verleende dispatchingvergunning is vermeld.

...

(31) Dispatchingdiensten zijn verplicht voor alle taxi's van erkende vervoerders die een taxi exploiteren in de gemeente Boekarest en mogen uitsluitend worden verleend door boekingscentrales die zijn erkend door de bevoegde vergunningsautoriteit van de gemeente Boekarest, onder voorwaarden die garanderen dat klanten deze diensten telefonisch of via andere middelen (IT-toepassingen, boekingen via de website van een boekingscentrale) kunnen aanvragen en via een tweerichtingsradio aan taxichauffeurs kunnen doorgeven.

23 Artikel 41, lid 21, van die bijlage bepaalt:

"Bij de uitoefening van de activiteit van het verrichten van taxidiensten zijn taxichauffeurs onder meer verplicht zich te onthouden van het gebruik van telefoons of andere mobiele apparaten tijdens het verrichten van de vervoersdienst.

24 Artikel 59, punt 61, van dezelfde bijlage bepaalt:

"Niet-naleving van de verplichtingen van artikel 21, lid 31, die van toepassing zijn op alle vergelijkbare activiteiten, ongeacht de wijze waarop en de omstandigheden waaronder deze worden uitgevoerd, met als gevolg dat een onbevoegde bestuurder of een erkende taxivervoerder wordt benaderd om een persoon of een groep personen in de gemeente Boekarest te vervoeren, wordt bestraft met een boete tussen de 4 500 en 5 000 [Roemeense lei (RON) (ongeveer 925 EUR en 1 025 EUR)]".

Het hoofdgeding en de prejudiciële vragen

25 Star Taxi App is een onderneming naar Roemeens recht, gevestigd in Boekarest, die een gelijknamige smartphone-applicatie exploiteert die gebruikers van taxidiensten rechtstreeks in contact brengt met taxichauffeurs.

26 De verwijzende rechter beschrijft de werking van de applicatie, die gratis kan worden gedownload, als volgt.

27 Een persoon die een stedelijke rit wil maken, zoekt met behulp van de applicatie en krijgt een lijst met beschikbare taxichauffeurs met vijf of zes soorten auto's tegen verschillende tarieven. De passagier kan een chauffeur uit de lijst kiezen op basis van de opmerkingen en beoordelingen van eerdere passagiers, en heeft ook de optie om niet door te gaan met de boeking. Star Taxi App stuurt echter geen boekingen door naar taxichauffeurs en bepaalt ook niet de ritprijs, die aan het eind van de rit rechtstreeks aan de chauffeur wordt betaald.

28 Star Taxi App biedt deze dienst aan door directe contracten voor dienstverlening af te sluiten met taxichauffeurs die op professionele basis taxivervoer mogen verrichten. Zij selecteert deze chauffeurs niet. Het doel van de contracten is om de chauffeurs te voorzien van een IT-applicatie, genaamd 'STAR TAXI - driver', een smartphone waarop de applicatie is geïnstalleerd, en een SIM-kaart met een beperkte hoeveelheid data, in ruil voor een maandelijks abonnementsgeld. Bovendien oefent Star Taxi App geen enkele controle uit over de kwaliteit van de voertuigen of de chauffeurs, noch over het gedrag van de chauffeurs.

29 Op 19 december 2017 heeft de Algemene Raad van de gemeente Boekarest besluit nr. 626/2017 aangenomen op basis van wet nr. 38/2003.

30 Dienaangaande preciseert de verwijzende rechter dat bij deze beschikking de punten i1 en i2 zijn ingevoegd in artikel 3 van bijlage I bij beschikking nr. 178/2008, waardoor de definitie van de activiteit "verzending" waarvoor de in wet nr. 38/2003 bedoelde voorafgaande vergunning is vereist, is uitgebreid tot activiteiten van dezelfde aard die door middel van een informaticatoepassing worden verricht. Door een wijziging van artikel 21 van die bijlage heeft Beschikking nr. 626/2017 ook dispatchingdiensten verplicht gesteld voor alle taxi's van erkende vervoerders. Dergelijke diensten mogen bijgevolg alleen worden verleend door taxiboekingscentrales die door de bevoegde autoriteit zijn erkend, onder voorwaarden die garanderen dat klanten deze diensten telefonisch of via andere middelen, waaronder internettoepassingen, kunnen aanvragen. Op deze applicaties moet de naam van de reserveringscentrale staan die is vermeld in de door de bevoegde autoriteit afgegeven vervoersvergunning. Tot slot is bij datzelfde besluit artikel 59, punt 61, ingevoegd in Besluit nr. 178/2008, waarin is bepaald dat niet-nakoming van deze verplichtingen voortaan wordt bestraft met een geldboete van 4 500 tot 5 000 RON (ongeveer 925 tot 1 025 EUR).

31 Star Taxi App kreeg een boete opgelegd van 4 500 RON (ongeveer 925 EUR) voor het overtreden van deze regels.

32 Daar Star Taxi App echter van mening was dat haar activiteit een dienst van de informatiemaatschappij vormde, die volgens artikel 4 van richtlijn 2000/31 niet kan worden onderworpen aan een voorafgaande vergunning of enig ander vereiste van gelijke werking, heeft zij vooraf een administratieve klacht ingediend met het oog op de herroeping van besluit nr. 626/2017. Deze klacht is afgewezen op grond dat de litigieuze verordeningen noodzakelijk waren geworden door het aanzienlijke aantal boekingen bij niet-erkende rechtspersonen en dat de verordeningen geen inbreuk maakten op het vrij verrichten van diensten langs elektronische weg, aangezien zij een kader voor een bemiddelingsdienst in verband met het vervoer van passagiers per taxi vaststelden.

33 Star Taxi App heeft vervolgens beroep tot nietigverklaring van besluit nr. 626/2017 ingesteld bij het Tribunalul București (regionale rechtbank, Boekarest, Roemenië).

34 De verwijzende rechter merkt op dat de dienst die in het door hem behandelde geding aan de orde is, verschilt van die welke aan de orde is in de zaak die heeft geleid tot het arrest van 20 december 2017, Asociación Profesional Elite Taxi (C-434/15, EU:C:2017:981), waarin het Hof heeft geoordeeld dat een bemiddelingsdienst die tot doel had om, door middel van een smartphone-applicatie en tegen vergoeding, niet-professionele chauffeurs die hun eigen voertuig gebruiken, in contact te brengen met personen die stedelijke trajecten willen afleggen, moest worden gekwalificeerd als een "dienst op het gebied van vervoer" in de zin van artikel 2, lid 2, sub d, van richtlijn 2006/123, en dus buiten de werkingssfeer van de vrijheid van dienstverrichting in het algemeen, en meer in het bijzonder die van richtlijn 2006/123 en richtlijn 2000/31, viel. Anders dan de in die zaak aan de orde zijnde dienstverlener selecteert Star Taxi App geen niet-professionele chauffeurs met een eigen voertuig, maar sluit zij overeenkomsten voor het verrichten van diensten met chauffeurs die gemachtigd zijn om beroepsmatig taxivervoer te verrichten, waarbij zij niet de ritprijs bepaalt en deze niet int bij de passagier, die deze rechtstreeks aan de chauffeur betaalt, en evenmin controle uitoefent op de kwaliteit van de voertuigen of de chauffeurs of op het gedrag van de chauffeurs.

35 Niettemin vraagt de verwijzende rechter zich af of de door Star Taxi App aangeboden dienst als een "dienst van de informatiemaatschappij" moet worden aangemerkt en, zo ja, of een regeling die de verlening van een dergelijke dienst afhankelijk stelt van voorafgaande toestemming, verenigbaar is met richtlijn 2000/31 en overeenkomstig artikel 5 van richtlijn 2015/1535 voorafgaand aan de vaststelling ervan aan de Commissie moet worden meegedeeld.

36 In die omstandigheden heeft het Tribunalul București (regionale rechtbank Boekarest) besloten de bij hem aanhangige procedure te schorsen en het Hof van Justitie de volgende prejudiciële vragen te stellen:

1) [Moeten de bepalingen van artikel 1, eerste alinea, punt 2, van richtlijn 98/34 en artikel 2, sub a, van richtlijn 2000/31, volgens welke een dienst van de informatiemaatschappij "een dienst is die gewoonlijk tegen vergoeding, langs elektronische weg, op afstand en op individueel verzoek van een afnemer van diensten verricht wordt", aldus worden uitgelegd dat een activiteit als die van Star Taxi App SRL (namelijk een dienst die erin bestaat taxipassagiers via een elektronische applicatie rechtstreeks in contact te brengen met taxichauffeurs) moet worden aangemerkt als een dienst van de informatiemaatschappij en de collaborative economy (in aanmerking genomen dat Star Taxi App SRL niet voldoet aan de door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen gestelde criteria om een vervoersonderneming te zijn)? via een elektronische applicatie rechtstreeks in contact wordt gebracht met taxichauffeurs) specifiek moet worden beschouwd als een dienst van de informatiemaatschappij en de coöperatieve economie (in aanmerking nemend dat Star Taxi App SRL niet voldoet aan de criteria om een vervoersonderneming te zijn die het Hof van Justitie van de Europese Unie in punt 39 van zijn arrest [van 20 december 2017, Asociación Profesional Elite Taxi (C-434/15, EU:C:2017:981)], onder verwijzing naar Uber)?

(2) Indien [de door] Star Taxi App SRL geëxploiteerde applicatie moet worden aangemerkt als een dienst van de informatiemaatschappij, brengen de bepalingen van artikel 4 van richtlijn [2000/31], van de artikelen 9, 10 en 16 van richtlijn [2006/123] en van artikel 56 VWEU dan mee dat het beginsel van het vrij verrichten van diensten moet worden toegepast op de door Star Taxi App SRL verrichte activiteit? Indien deze vraag bevestigend wordt beantwoord, verzetten deze bepalingen zich dan tegen een regeling als die van [artikel 3, artikel 21, leden 1 en 31, artikel 41, lid 21, en artikel 59, punt 61, van bijlage I bij besluit nr. 178/2008]?

(3) Indien richtlijn [2000/31] van toepassing is op de door Star Taxi App SRL verrichte dienst, zijn beperkingen die door een lidstaat worden gesteld aan het vrij verrichten van diensten van de informatiemaatschappij, die het verrichten van deze diensten afhankelijk stellen van het bezit van een vergunning of licentie, maatregelen [die krachtens artikel 3, lid 4, van de richtlijn kunnen afwijken van artikel 3, lid 2, van de richtlijn]?

(4) Staan de bepalingen van artikel 5 van richtlijn [2015/1535] in de weg aan de vaststelling, zonder voorafgaande kennisgeving aan de ... Commissie, van verordeningen als [die welke zijn vastgesteld in artikel 3, artikel 21, leden 1 en 31, artikel 41, lid 21, en artikel 59, punt 61, van bijlage I bij besluit nr. 178/2008]?".

Procedure voor het Hof

37 Nadat het Hof had besloten om zonder terechtzitting uitspraak te doen vanwege de gezondheidsrisico's in verband met de pandemie van het coronavirus, heeft het Hof de in artikel 23 van het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie bedoelde belanghebbenden een aantal vragen gesteld met het verzoek deze schriftelijk te beantwoorden. Er zijn antwoorden ontvangen van Star Taxi App en de Commissie.

De vragen

De eerste vraag

38 Vooraf zij opgemerkt dat de verwijzende rechter in de eerste vraag verwijst naar artikel 1, eerste alinea, punt 2, van richtlijn 98/34. Deze richtlijn is echter ingetrokken en vervangen door richtlijn 2015/1535, vóór de vaststelling van besluit nr. 626/2017. Deze richtlijn is echter ingetrokken en vóór de vaststelling van besluit nr. 626/2017 vervangen door richtlijn 2015/1535. Artikel 10, tweede alinea, van laatstgenoemde richtlijn bepaalt dat verwijzingen naar richtlijn 98/34 gelden als verwijzingen naar richtlijn 2015/1535. Bijgevolg moet voor de onderhavige vraag worden verwezen naar artikel 1, lid 1, sub b, van laatstgenoemde richtlijn.

39 In de tweede plaats beperkt de verwijzende rechter zich in zijn vraag tot de vaststelling dat de in het hoofdgeding aan de orde zijnde activiteit een dienst is die erin bestaat taxipassagiers via een elektronische applicatie rechtstreeks in contact te brengen met taxichauffeurs, maar die niettemin niet voldoet aan de criteria die het Hof heeft vastgesteld in punt 39 van het arrest van 20 december 2017, Asociación Profesional Elite Taxi (C-434/15, EU:C:2017:981).

40 Zoals in de punten 26 tot en met 28 en 34 van het onderhavige arrest is uiteengezet, geeft de verwijzende rechter in de verwijzingsbeschikking evenwel nadere bijzonderheden over de organisatie van de betrokken activiteit. In het hoofdgeding gaat het namelijk om een bemiddelingsdienst, die wordt aangeboden door middel van een smartphoneapplicatie, die personen die een taxi willen nemen in contact brengt met erkende taxichauffeurs. Daarin staat ook dat de chauffeurs een maandelijks abonnementsgeld moeten betalen voor het gebruik van de applicatie, maar dat de dienstverlener de boekingen niet rechtstreeks aan hen doorgeeft en het ritbedrag niet vaststelt, en niet als tussenpersoon voor de betaling optreedt. Deze informatie moet dus volledig in aanmerking worden genomen bij de beantwoording van de eerste vraag.

41 De eerste vraag moet dus in wezen aldus worden uitgelegd of artikel 2, sub a, van richtlijn 2000/31, dat verwijst naar artikel 1, lid 1, sub b, van richtlijn 2015/1535, aldus moet worden uitgelegd dat een bemiddelingsdienst die erin bestaat personen die stedelijke trajecten willen afleggen, door middel van een smartphoneapplicatie en tegen betaling in contact te brengen met erkende taxichauffeurs, met het oog waarop de dienstverlener dienstverleningsovereenkomsten met deze chauffeurs heeft gesloten, tegen betaling van een maandelijks abonnementsgeld, maar de boekingen niet aan hen doorstuurt, het ritbedrag niet vaststelt en evenmin int bij de passagiers, die dit rechtstreeks aan de taxichauffeur betalen, en geen controle uitoefent op de kwaliteit van de voertuigen en hun chauffeurs, noch op het gedrag van de chauffeurs, is een "dienst van de informatiemaatschappij" in de zin van die bepalingen.

42 Krachtens artikel 1, lid 1, onder b), van Richtlijn 2015/1535 is een "dienst van de informatiemaatschappij" "elke dienst die gewoonlijk tegen vergoeding, langs elektronische weg, op afstand en op individueel verzoek van een afnemer van diensten verricht wordt".

43 Vastgesteld moet worden - en dit wordt door geen van de partijen of de andere belanghebbenden in de onderhavige procedure betwist - dat de in het hoofdgeding aan de orde zijnde bemiddelingsactiviteit onder het begrip "dienst" in de zin van de artikelen 56 VWEU en 57 VWEU valt.

44 Voorts is het in de eerste plaats duidelijk dat een dergelijke bemiddelingsdienst voldoet aan de eerste voorwaarde van artikel 1, lid 1, sub b, van richtlijn 2015/1535, namelijk dat hij tegen vergoeding wordt verricht (zie naar analogie arrest van 19 december 2019, Airbnb Ireland, C-390/18, EU:C:2019:1112, punt 46).

45 In dit verband is het van geen belang dat een dergelijke dienst kosteloos wordt verricht voor degene die een stadsrit wil maken of uitvoert, wanneer deze dienst aanleiding geeft tot het sluiten van een dienstverrichtingsovereenkomst tussen de dienstverrichter en de individuele erkende taxichauffeur, op grond waarvan de chauffeur een maandelijkse abonnementsvergoeding betaalt. Volgens vaste rechtspraak is het voor de vergoeding van een door een dienstverrichter in het kader van zijn economische activiteit verrichte dienst niet vereist dat de dienst wordt betaald door al degenen voor wie deze wordt verricht (zie in die zin arresten van 15 september 2016, Mc Fadden, C-484/14, EU:C:2016:689, punt 41, en van 4 mei 2017, Vanderborght, C-339/15, EU:C:2017:335, punt 36).

46 Voor zover vervolgens de persoon die een stadsrit wil maken en een erkende taxichauffeur door middel van een elektronisch platform met elkaar in contact worden gebracht, zonder dat de bemiddelingsdienstverlener, enerzijds, of de beoogde passagier of chauffeur, anderzijds, tegelijkertijd aanwezig zijn, moet deze dienst worden geacht langs elektronische weg en op afstand te worden verricht (zie, naar analogie, arrest van 19 december 2019, Airbnb Ireland, C-390/18, EU:C:2019:1112, punt 47), voor de toepassing van de tweede en derde voorwaarde van artikel 1, lid 1, sub b, van richtlijn 2015/1535.

47 Ten slotte wordt een dienst als die welke in het hoofdgeding aan de orde is, in de zin van de vierde voorwaarde van deze bepaling verricht op individueel verzoek van de afnemers van de dienst, aangezien het tegelijkertijd gaat om een verzoek via de softwareapplicatie Star Taxi van de persoon die een stadsrit wil maken, en om een verbinding met deze applicatie door de erkende taxichauffeur, die aangeeft dat hij beschikbaar is.

48 Een dergelijke dienst voldoet dus aan de vier cumulatieve voorwaarden van artikel 1, lid 1, sub b, van richtlijn 2015/1535 en is dus in beginsel een "dienst van de informatiemaatschappij" in de zin van richtlijn 2000/31.

49 Uit de rechtspraak van het Hof blijkt evenwel dat, hoewel een bemiddelingsdienst die aan al deze voorwaarden voldoet, in beginsel een dienst vormt die verschilt van de daaropvolgende dienst waarop hij betrekking heeft, in casu een vervoerdienst, en dus als "dienst van de informatiemaatschappij" moet worden gekwalificeerd, dit niet het geval kan zijn wanneer blijkt dat deze bemiddelingsdienst een integrerend deel vormt van een algemene dienst waarvan het hoofdbestanddeel een dienst is die onder een andere wettelijke kwalificatie valt (arrest van 19 december 2019, Airbnb Ireland, C-390/18, EU:C:2019:1112, punt 50 en de aangehaalde rechtspraak).

50 Dienaangaande heeft het Hof geoordeeld dat wanneer de verlener van een bemiddelingsdienst stedelijke vervoersdiensten aanbiedt die hij met name door middel van software toegankelijk maakt en waarvan hij de algemene werking organiseert ten behoeve van personen die op dat aanbod willen ingaan, de verrichte bemiddelingsdienst moet worden geacht een integrerend deel uit te maken van een algemene dienst waarvan het hoofdbestanddeel een vervoersdienst is, en bijgevolg niet moet worden aangemerkt als "dienst van de informatiemaatschappij" in de zin van artikel 2, sub a, van richtlijn 2000/31, dat verwijst naar artikel 1, lid 1, sub b, van richtlijn 2015/1535, maar als "dienst op het gebied van vervoer" in de zin van artikel 2, lid 2, sub d, van richtlijn 2006/123, waarop richtlijn 2000/31, richtlijn 2006/123 en artikel 56 VWEU niet van toepassing zijn (arrest van 20 december 2017, Asociación Profesional Elite Taxi, C-434/15, EU:C:2017:981, punten 38 tot en met 44).

51 Gelet op de kenmerken ervan kan een bemiddelingsdienst als die welke in het hoofdgeding aan de orde is, anders dan de gemeente Boekarest stelt, echter niet worden gekwalificeerd als "een dienst op het gebied van vervoer".

52 In de eerste plaats blijkt uit de verwijzingsbeschikking dat, anders dan de bemiddelingsdienst die aan de orde was in de zaak die tot het arrest van 20 december 2017, Asociación Profesional Elite Taxi (C-434/15, EU:C:2017:981), waarbij stadsvervoersdiensten werden aangeboden en toegankelijk gemaakt die werden verricht door niet-professionele chauffeurs die voordien niet op de markt aanwezig waren, beperkt de in het hoofdgeding aan de orde zijnde dienst zich, zoals de advocaat-generaal in punt 49 van zijn conclusie heeft opgemerkt, tot het in contact brengen van personen die stadsritten willen maken met uitsluitend erkende taxichauffeurs die deze activiteit reeds uitoefenen en voor wie de bemiddelingsdienst slechts een van de vele methoden is om klanten te werven, en bovendien niet een die zij op enigerlei wijze verplicht zijn te gebruiken.

53 Ten tweede kan een dergelijke bemiddelingsdienst niet worden beschouwd als de organisatie van de algemene werking van de vervolgens geleverde stedelijke vervoersdienst, aangezien de dienstverlener de taxichauffeurs niet selecteert, noch het ritbedrag bepaalt of ontvangt, noch controle uitoefent over de kwaliteit van de voertuigen en hun chauffeurs of het gedrag van de chauffeurs.

54 Hieruit volgt dat een bemiddelingsdienst als die van Star Taxi App niet kan worden beschouwd als een integrerend deel van een algemene dienst waarvan het hoofdbestanddeel een vervoerdienst is, en bijgevolg moet worden aangemerkt als een "dienst van de informatiemaatschappij" in de zin van artikel 2, sub a, van richtlijn 2000/31.

55 Gelet op het voorgaande moet op de eerste vraag worden geantwoord dat artikel 2, sub a, van richtlijn 2000/31, dat verwijst naar artikel 1, lid 1, sub b, van richtlijn 2015/1535, aldus moet worden uitgelegd dat een bemiddelingsdienst die erin bestaat personen die stedelijke ritten willen maken, door middel van een smartphoneapplicatie en tegen betaling in contact te brengen met erkende taxichauffeurs, met het oog waarop de dienstverlener dienstverleningsovereenkomsten met deze chauffeurs heeft gesloten, tegen betaling van een maandelijks abonnementsgeld, maar de boekingen niet aan hen doorstuurt, het ritbedrag niet vaststelt en evenmin int bij de passagiers, die het rechtstreeks aan de taxichauffeur betalen, en geen controle uitoefent op de kwaliteit van de voertuigen of de chauffeurs ervan, noch op het gedrag van de chauffeurs, is een "dienst van de informatiemaatschappij" in de zin van die bepalingen.

De vierde vraag

56 Met zijn vierde vraag wenst de verwijzende rechter te vernemen of artikel 5, lid 1, van richtlijn 2015/1535 zich verzet tegen de vaststelling, zonder voorafgaande kennisgeving aan de Commissie, van verordeningen als die welke in het hoofdgeding aan de orde zijn, in casu die welke zijn vastgesteld in de artikelen 3, 21, leden 1 en 31, 41, lid 21, en 59, punt 61, van bijlage I bij besluit nr. 178/2008.

57 Opgemerkt zij dat artikel 5, lid 1, van richtlijn 2015/1535 bepaalt dat de lidstaten elk ontwerp voor een "technisch voorschrift" in de zin van artikel 1, lid 1, sub f, van deze richtlijn in beginsel onverwijld aan de Commissie moeten meedelen en dat volgens vaste rechtspraak het niet-nakomen door een lidstaat van zijn verplichting tot voorafgaande mededeling van een dergelijk ontwerp voor een voorschrift meebrengt dat het "technisch voorschrift" niet aan particulieren kan worden tegengeworpen (zie in die zin arrest van 30 april 1996, CIA Security International, C-194/94, EU:C:1996:172, punten 49 en 50), zij het in strafzaken (zie onder meer arrest van 4 februari 2016, Ince, C-336/14, EU:C:2016:72, punt 84), zij het in procedures tussen particulieren (zie onder meer arrest van 27 oktober 2016, James Elliott Construction, C-613/14, EU:C:2016:821, punt 64 en de aangehaalde rechtspraak).

58 De verplichting om het ontwerp vooraf mee te delen, geldt dus alleen wanneer het gaat om een technisch voorschrift in de zin van artikel 1, lid 1, sub f, van deze richtlijn.

59 Met zijn vierde vraag moet de verwijzende rechter dan ook worden geacht in wezen te vragen of artikel 1, lid 1, sub f, van richtlijn 2015/1535 aldus moet worden uitgelegd dat een regeling van een lokale overheid die de verrichting van een bemiddelingsdienst, die ertoe strekt personen die stedelijke trajecten willen afleggen, door middel van een smartphoneapplicatie en tegen vergoeding in contact te brengen met erkende taxichauffeurs, afhankelijk stelt van het verkrijgen van een voorafgaande vergunning, die reeds geldt voor andere aanbieders van taxireserveringsdiensten, een "dienst van de informatiemaatschappij" in de zin van artikel 1, lid 1, sub b, van richtlijn 2015/1535 vormt, en die wordt aangemerkt als een "dienst van de informatiemaatschappij" in de zin van artikel 1, lid 1, sub b, van richtlijn 2015/1535, afhankelijk stelt van het verkrijgen van een voorafgaande vergunning, die reeds van toepassing is op andere aanbieders van taxireserveringsdiensten, een "technisch voorschrift" in de zin van deze bepaling vormt, en zo ja, of artikel 5, lid 1, van richtlijn 2015/1535 aldus moet worden uitgelegd dat het niet vooraf meedelen van het ontwerp van deze regeling aan de Commissie tot gevolg heeft dat de regeling niet uitvoerbaar is.

60 Wat de indeling van deze voorschriften betreft, blijkt uit artikel 1, lid 1, sub f, eerste alinea, van richtlijn 2015/1535 dat onder een "technisch voorschrift" wordt verstaan "technische specificaties en andere eisen of regels betreffende diensten, met inbegrip van de erop toepasselijke bestuursrechtelijke bepalingen, die de jure of de facto moeten worden nageleefd voor de verhandeling van een dienst, de vestiging van een dienstverlener of het gebruik in een lidstaat of in een groot deel van een lidstaat, alsmede de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen, behoudens die bedoeld in artikel 7, van de lidstaten waarbij de vervaardiging, de invoer, de verhandeling of het gebruik van een product dan wel de verlening of het gebruik van een dienst of de vestiging als dienstverlener wordt verboden".

61 Daaruit volgt dat een nationale regeling die betrekking heeft op een dienst van de informatiemaatschappij, om als "technisch voorschrift" te worden gekwalificeerd, niet alleen moet worden gekwalificeerd als "regel betreffende diensten" in de zin van artikel 1, lid 1, sub e, van richtlijn 2015/1535, maar ook de jure of de facto verplicht moet zijn voor onder meer de verrichting van de betrokken dienst of het gebruik ervan in een lidstaat of in een groot deel van een lidstaat.

62 Artikel 1, lid 1, sub e, eerste alinea, van deze richtlijn definieert een "regel betreffende diensten" als "een algemene eis betreffende de toegang tot en de uitoefening van activiteiten [inzake diensten van de informatiemaatschappij], met name bepalingen met betrekking tot de dienstverlener, de diensten en de afnemer van diensten, met uitzondering van regels die niet specifiek betrekking hebben op [de diensten van de informatiemaatschappij]".

63 In de tweede alinea van die bepaling staat dat voor de toepassing van die definitie "een regel wordt geacht specifiek betrekking te hebben op de diensten van de informatiemaatschappij indien die regel gezien de motivering en de tekst van het dispositief, in zijn totaliteit of in enkele specifieke bepalingen specifiek tot doel heeft die diensten uitdrukkelijk en gericht te reglementeren". Het voegt daaraan toe dat "een regel niet geacht wordt specifiek betrekking te hebben op de diensten van de informatiemaatschappij indien die regel slechts impliciet of incidenteel op die diensten van toepassing is".

64 In casu blijkt uit de verwijzingsbeschikking dat de in het hoofdgeding aan de orde zijnde Roemeense wettelijke regeling, ongeacht of het gaat om wet nr. 38/2003 dan wel om besluit nr. 178/2008, geen enkele verwijzing bevat naar de diensten van de informatiemaatschappij. Bovendien hebben artikel 3, artikel 21, leden 1 en 31, en artikel 41, lid 21, van bijlage I bij besluit nr. 178/2008 zonder onderscheid betrekking op alle soorten verzenddiensten, ongeacht of zij per telefoon dan wel op een andere wijze, zoals door middel van een softwaretoepassing, worden verricht.

65 Bovendien verlangt wet nr. 38/2003, zoals de advocaat-generaal in punt 108 van zijn conclusie heeft opgemerkt, van de verrichters van een telefonische hulpdienst die met een smartphone-applicatie werkt, net als van alle andere verrichters van telefonische hulpdiensten, dat zij beschikken over apparatuur, in casu portofoons, die, gelet op de voor het verrichten van de dienst gebruikte technologie, geen enkel nuttig doel dient.

66 Bijgevolg heeft een regeling als die welke in het hoofdgeding aan de orde is, aangezien zij niet specifiek betrekking heeft op de diensten van de informatiemaatschappij, slechts impliciet of incidenteel gevolgen voor die diensten. Een dergelijke regeling kan dus niet worden beschouwd als een "regel betreffende diensten" in de zin van artikel 1, lid 1, sub e, van richtlijn 2015/1535 en dus evenmin als een "technisch voorschrift" in de zin van artikel 1, lid 1, sub f, van deze richtlijn.

67 Hieruit volgt dat de in artikel 5, lid 1, van richtlijn 2015/1535 neergelegde verplichting om vooraf ontwerpen van "technische voorschriften" aan de Commissie mee te delen, niet van toepassing is op dergelijke voorschriften, en dat het niet meedelen van een dergelijk ontwerp dus krachtens deze bepaling geen gevolgen kan hebben voor de uitvoerbaarheid van de beoogde voorschriften in een zaak als die in het hoofdgeding.

68 Gelet op het voorgaande moet op de vierde vraag worden geantwoord dat artikel 1, lid 1, sub f, van richtlijn 2015/1535 aldus moet worden uitgelegd dat een regeling van een lokale overheid die de verrichting van een bemiddelingsdienst, die tot doel heeft personen die stedelijke verplaatsingen willen maken, door middel van een smartphoneapplicatie en tegen vergoeding in contact te brengen met erkende taxichauffeurs, en die wordt aangemerkt als een "dienst van de informatiemaatschappij" in de zin van artikel 1, lid 1, sub b, van richtlijn 2015/1535, afhankelijk stelt van het verkrijgen van een voorafgaande vergunning, die reeds van toepassing is op andere taxidiensten, met erkende taxichauffeurs, en die wordt gekwalificeerd als een "dienst van de informatiemaatschappij" in de zin van artikel 1, lid 1, sub b, van richtlijn 2015/1535, afhankelijk stelt van het verkrijgen van een voorafgaande vergunning, die reeds geldt voor andere aanbieders van taxireserveringsdiensten, geen "technisch voorschrift" in de zin van eerstgenoemde bepaling vormt.

De tweede en derde vraag

69 Met zijn tweede en derde vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of de artikelen 3, leden 2 en 4, en 4 van richtlijn 2000/31, de artikelen 9, 10 en 16 van richtlijn 2006/123 en artikel 56 VWEU aldus moeten worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een regeling van een lidstaat die de verrichting van een bemiddelingsdienst, die ertoe strekt personen die stedelijke verplaatsingen willen maken, door middel van een smartphoneapplicatie en tegen vergoeding in contact te brengen met erkende taxichauffeurs, en die wordt gekwalificeerd als een "dienst van de informatiemaatschappij" in de zin van artikel 1, lid 1, sub b, van richtlijn 2015/1535, die wordt genoemd in artikel 2, sub a, van richtlijn 2000/31, met erkende taxichauffeurs, en die wordt aangemerkt als een "dienst van de informatiemaatschappij" in de zin van artikel 1, lid 1, sub b, van richtlijn 2015/1535, waarnaar wordt verwezen in artikel 2, sub a, van richtlijn 2000/31, afhankelijk stelt van het verkrijgen van een voorafgaande vergunning, die reeds geldt voor andere aanbieders van taxireserveringsdiensten, waarbij deze vergunning onder meer afhankelijk is van de voorwaarde dat de reserveringen via de tweerichtingsradio aan de chauffeurs worden meegedeeld.

70 Om te beginnen moet worden vastgesteld dat het hoofdgeding is gericht tegen Star Taxi App, een vennootschap naar Roemeens recht en gevestigd in Roemenië, en twee Roemeense overheidsinstanties, namelijk de gemeente Boekarest en de algemene raad van de gemeente Boekarest, en dat het geschil dus in alle opzichten beperkt is tot Roemenië.

71 Het is vaste rechtspraak dat de bepalingen van het VWEU inzake het vrij verrichten van diensten niet van toepassing zijn op een situatie die in alle opzichten beperkt is tot één lidstaat (arrest van 15 november 2016, Ullens de Schooten, C-268/15. EU:C:2016:874, punt 47 en de aangehaalde rechtspraak).

72 Uit de bewoordingen van artikel 3, lid 2, van richtlijn 2000/31 blijkt ook dat deze bepaling alleen van toepassing is op diensten van de informatiemaatschappij uit een andere lidstaat, terwijl artikel 3, lid 4, onder de daarin gestelde voorwaarden bepaalt dat de lidstaten maatregelen kunnen nemen die van deze bepaling afwijken.

73 Hetzelfde geldt voor artikel 16 van richtlijn 2006/123, dat is opgenomen in hoofdstuk IV van die richtlijn, betreffende het vrije verkeer van diensten, en dat alleen van toepassing is op diensten die worden verricht in een andere lidstaat dan die waar de dienstverrichter is gevestigd, in tegenstelling tot de bepalingen van hoofdstuk III van die richtlijn, betreffende de vrijheid van vestiging van dienstverrichters, namelijk de artikelen 9 tot en met 15 van de richtlijn, die ook van toepassing zijn op een situatie waarin alle relevante elementen tot één lidstaat zijn beperkt (arrest van 22 september 2020, Cali Apartments en HX, C-724/18 en C-727/18, EU:C:2020:743, punt 56 en de aangehaalde rechtspraak).

74 Bijgevolg zijn artikel 56 VWEU, artikel 3, leden 2 en 4, van richtlijn 2000/31 en artikel 16 van richtlijn 2006/123 niet van toepassing op een geding als dat in het hoofdgeding.

75 Wat de andere door de verwijzende rechter aangehaalde bepalingen betreft, namelijk artikel 4 van richtlijn 2000/31, waarvan noch de bewoordingen noch de context erop wijzen dat het alleen van toepassing zou zijn op in een andere lidstaat gevestigde dienstverrichters op het gebied van informatiediensten (zie, naar analogie, arrest van 30 januari 2018, X en Visser, C-360/15 en C-31/16, EU:C:2018:44, punten 99 en 100), en de artikelen 9 en 10 van richtlijn 2006/123, die, zoals in punt 73 is opgemerkt, ook van toepassing zijn op zuiver interne situaties, moet worden vastgesteld dat zij op verschillende wijze een beginsel van verbod van vergunningstelsels neerleggen. In die omstandigheden moet worden uitgemaakt welke van die bepalingen van toepassing kan zijn op verordeningen als die welke in het hoofdgeding aan de orde zijn.

76 Zoals blijkt uit de punten 43 en 48 hierboven, is de in het hoofdgeding aan de orde zijnde bemiddelingsdienst niet alleen een "dienst" in de zin van artikel 57 VWEU, en dus van artikel 4, lid 1, van richtlijn 2006/123, maar ook een "dienst van de informatiemaatschappij" in de zin van artikel 2, sub a, van richtlijn 2000/31, dat verwijst naar artikel 1, lid 1, sub b, van richtlijn 2015/1535.

77 Een regeling van een lidstaat voor een dergelijke dienst kan dus zowel binnen de werkingssfeer van richtlijn 2000/31 als binnen die van richtlijn 2006/123 vallen, voor zover uit de punten 49 en 54 volgt dat deze dienst geen "dienst op het gebied van vervoer" is, die bij artikel 2, lid 2, sub d, gelezen in het licht van punt 21 van de considerans van richtlijn 2006/123 uitdrukkelijk van de werkingssfeer van deze richtlijn is uitgesloten.

78 Volgens artikel 3, lid 1, van richtlijn 2006/123 is die richtlijn echter niet van toepassing indien de bepalingen ervan in strijd zijn met een bepaling van een andere handeling van de Unie die betrekking heeft op specifieke aspecten van de toegang tot of de uitoefening van een dienstenactiviteit in specifieke sectoren of voor specifieke beroepen (arrest van 19 december 2019, Airbnb Ireland, C-390/18, EU:C:2019:1112, punt 41).

79 Bijgevolg moet worden nagegaan of een regeling die de verrichting van een bemiddelingsdienst, die tot doel heeft personen die stedelijke trajecten willen afleggen door middel van een smartphoneapplicatie en tegen vergoeding in contact te brengen met erkende taxichauffeurs en die als een "dienst van de informatiemaatschappij" in de zin van artikel 1, lid 1, sub b, van richtlijn 2015/1535 wordt aangemerkt, afhankelijk stelt van het verkrijgen van een voorafgaande vergunning, die reeds geldt voor andere aanbieders van taxireserveringsdiensten, waarbij deze vergunning onder meer afhankelijk is van de mededeling van de boekingen aan de taxichauffeurs, die wordt genoemd in artikel 2, sub a, van richtlijn 2000/31, afhankelijk is van het verkrijgen van een voorafgaande vergunning, die reeds geldt voor andere aanbieders van taxireserveringsdiensten, waarbij deze vergunning onder meer afhankelijk is van het feit dat de reserveringen via een tweerichtingsradio aan de chauffeurs worden meegedeeld, binnen de werkingssfeer van artikel 4 van richtlijn 2000/31 vallen en, zo ja, of deze laatste bepaling in strijd is met de artikelen 9 en 10 van richtlijn 2006/123.

80 Wat de toepasselijkheid van artikel 4 van richtlijn 2000/31 betreft, blijkt uit de samenlezing van de leden 1 en 2 van dit artikel dat de lidstaten de toegang tot en de uitoefening van de activiteit van dienstverlener op het gebied van de informatiemaatschappij weliswaar niet afhankelijk mogen stellen van een voorafgaande vergunning of enig ander vereiste van gelijke werking, maar dat het in deze bepaling vervatte verbod alleen betrekking heeft op voorschriften van de lidstaten die specifiek en uitsluitend "diensten van de informatiemaatschappij" betreffen.

81 Uit de verwijzingsbeschikking blijkt dat beschikking nr. 626/2017 weliswaar hoofdzakelijk, zo niet uitsluitend, betrekking heeft op bemiddelingsdiensten die tot doel hebben personen die zich in de stad willen verplaatsen, door middel van een smartphoneapplicatie en tegen vergoeding in contact te brengen met erkende taxichauffeurs, maar dat zij niet meer doet dan door de werkingssfeer van het begrip "dispatching", zoals gedefinieerd in artikel 3 van bijlage 1 bij beschikking nr. 178/2008, uit te breiden tot dit soort dienst, dan tot deze dienst van de informatiemaatschappij een reeds bestaand vereiste van voorafgaande vergunning uit te breiden dat geldt voor de activiteiten van taxireserveringscentrales, welke activiteiten niet onder de kwalificatie "diensten van de informatiemaatschappij" vallen.

82 Zoals de advocaat-generaal in punt 69 van zijn conclusie heeft opgemerkt, leidt een dergelijke regeling, die volgens de verwijzende rechter tot gevolg heeft dat Star Taxi App voor de uitoefening van haar activiteit een voorafgaande vergunning van de bevoegde instantie moet verkrijgen, dus niet tot de invoering van een nieuw stelsel van voorafgaande vergunningen dat specifiek en uitsluitend op een dienst van de informatiemaatschappij is gericht.

83 Daaruit volgt dat het in artikel 4, lid 1, van richtlijn 2000/31 neergelegde verbod van elke voorafgaande toestemming of elk ander vereiste van gelijke werking niet geldt voor regelingen als die welke in het hoofdgeding aan de orde zijn.

84 Bijgevolg is er geen mogelijkheid van strijdigheid tussen deze bepaling en de artikelen 9 en 10 van richtlijn 2006/123, die dus van toepassing zijn op dergelijke regelingen.

85 Derhalve moet worden vastgesteld of deze artikelen aldus moeten worden uitgelegd dat zij dergelijke regelingen uitsluiten.

86 Dienaangaande blijkt uit hoofdstuk III, afdeling 1, van richtlijn 2006/123 dat de overeenstemming van een nationaal vergunningstelsel met de in deze richtlijn gestelde eisen met name veronderstelt dat een dergelijk stelsel, dat naar zijn aard het vrij verrichten van de betrokken dienst beperkt, voldoet aan de voorwaarden van artikel 9, lid 1, van deze richtlijn, namelijk dat het niet-discriminerend, gerechtvaardigd om een dwingende reden van algemeen belang is, en evenredig is, maar ook dat de criteria voor de verlening van de door die regeling voorziene vergunningen in overeenstemming zijn met artikel 10, lid 2, van die richtlijn, namelijk dat zij niet-discriminerend zijn, hun rechtvaardiging vinden in een dwingende reden van algemeen belang, evenredig zijn aan dat doel van algemeen belang, duidelijk en ondubbelzinnig zijn, objectief, vooraf openbaar zijn gemaakt, en transparant en toegankelijk zijn (arrest van 22 september 2020, Cali Apartments en HX, C-724/18 en C-727/18, EU:C:2020:743, punt 57).

87 Hieruit volgt dat de beoordeling of een regeling van een lidstaat waarbij een dergelijk vergunningstelsel wordt ingevoerd, in overeenstemming is met de twee in de vorige alinea genoemde artikelen, die duidelijke, nauwkeurige en onvoorwaardelijke verplichtingen bevatten waaraan zij rechtstreekse werking ontlenen, veronderstelt dat eerst afzonderlijk en achtereenvolgens wordt beoordeeld of het beginsel zelf van de invoering van dat stelsel gerechtvaardigd is, en vervolgens of de criteria voor de verlening van de vergunningen waarin dat stelsel voorziet, gerechtvaardigd zijn (arrest van 22 september 2020, Cali Apartments en HX, C-724/18 en C-727/18, EU:C:2020:743, punt 58).

88 In dit verband moet worden vastgesteld dat de verwijzingsbeschikking weinig gegevens bevat op basis waarvan het Hof een antwoord kan geven dat nuttig is voor de verwijzende rechter.

89 Bijgevolg staat het aan deze rechter om, rekening houdend met alle relevante elementen, te beoordelen of het stelsel van voorafgaande vergunning dat is ingevoerd bij de in het hoofdgeding aan de orde zijnde verordeningen, daadwerkelijk voldoet aan de twee in de punten 86 en 87 hierboven genoemde reeksen vereisten (zie, naar analogie, arrest van 22 september 2020, Cali Apartments en HX, C-724/18 en C-727/18, EU:C:2020:743, punt 78).

90 Met betrekking tot de beoordeling van de vraag of de criteria voor de uitoefening van de beoordelingsbevoegdheid van de bevoegde instanties gerechtvaardigd zijn, moet echter worden opgemerkt, zoals de advocaat-generaal in de punten 99 en 100 van zijn conclusie heeft opgemerkt, dat het niet in overeenstemming is met artikel 10, lid 2, van richtlijn 2006/123 wanneer de verlening van een vergunning voor het verrichten van een dienst afhankelijk wordt gesteld van de vervulling van technische vereisten die niet geschikt zijn voor de betrokken dienst en derhalve ongerechtvaardigde lasten en kosten voor de dienstverrichters meebrengen.

91 Dit kan met name het geval zijn, hetgeen de verwijzende rechter echter dient na te gaan, van een verplichting die wordt opgelegd aan dienstverrichters van een bemiddelingsdienst die tot doel heeft personen die stedelijke trajecten willen afleggen, door middel van een smartphoneapplicatie en tegen vergoeding in contact te brengen met erkende taxichauffeurs, om reserveringen via een tweerichtingsradio aan de chauffeurs door te geven.

92 Niet alleen heeft een dergelijke verplichting, die zowel van de aanbieder van bemiddelingsdiensten als van de taxichauffeurs verlangt dat zij over dergelijke radioapparatuur beschikken, maar ook dat de aanbieder van bemiddelingsdiensten over specifiek personeel beschikt om boekingen aan de chauffeurs door te geven, geen enkel nut, maar zij houdt ook geen verband met de kenmerken van een dienst die volledig berust op de technische capaciteiten van smartphones die het mogelijk maken om zonder rechtstreekse menselijke tussenkomst de locatie van taxichauffeurs en hun potentiële klanten te bepalen en hen automatisch met elkaar in contact te brengen.

93 In het licht van het voorgaande moeten de tweede en derde vraag als volgt worden beantwoord:

- Artikel 56 VWEU, artikel 3, leden 2 en 4, van richtlijn 2000/31 en artikel 16 van richtlijn 2006/123 moeten aldus worden uitgelegd dat zij niet van toepassing zijn op een geschil waarvan alle relevante elementen tot één lidstaat zijn beperkt.

- Artikel 4 van richtlijn 2000/31 moet aldus worden uitgelegd dat het niet van toepassing is op een regeling van een lidstaat die het verrichten van een bemiddelingsdienst, die ertoe strekt personen die stedelijke trajecten willen afleggen door middel van een smartphoneapplicatie en tegen vergoeding in contact te brengen met erkende taxichauffeurs, en die wordt aangemerkt als een "dienst van de informatiemaatschappij" in de zin van artikel 2, sub a, van richtlijn 2000/31, dat verwijst naar artikel 1, lid 1, sub b, van richtlijn 2015/1535, afhankelijk stelt van het verkrijgen van een voorafgaande vergunning, die reeds geldt voor andere aanbieders van taxireserveringsdiensten.

- De artikelen 9 en 10 van richtlijn 2006/123 moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een regeling van een lidstaat die het verrichten van een bemiddelingsdienst, die ertoe strekt personen die stedelijke trajecten willen afleggen, door middel van een smartphoneapplicatie en tegen vergoeding in contact te brengen met erkende taxichauffeurs, afhankelijk stelt van het verkrijgen van een voorafgaande vergunning voor de uitoefening van hun activiteit, wanneer de voorwaarden voor het verkrijgen van die vergunning niet voldoen aan de in die artikelen gestelde eisen, onder meer omdat zij technische eisen stellen die ongeschikt zijn voor de betrokken dienst, afhankelijk van het verkrijgen van een voorafgaande vergunning voor de uitoefening van hun activiteit, wanneer de voorwaarden voor het verkrijgen van de vergunning niet voldoen aan de in die artikelen gestelde eisen, in die zin dat zij onder meer technische eisen stellen die ongeschikt zijn voor de betrokken dienst, hetgeen de verwijzende rechter dient na te gaan.

Kosten

94 Aangezien de onderhavige procedure voor de partijen in het hoofdgeding een stap vormt in het bij de verwijzende rechter aanhangige geding, staat de beslissing over de kosten aan die rechter. De kosten voor het indienen van opmerkingen bij het Hof, met uitzondering van de kosten van deze partijen, komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Op deze gronden beslist het Hof (Vierde kamer):

  1. Artikel 2, sub a, van richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt ("richtlijn inzake elektronische handel"), waarin wordt verwezen naar artikel 1, lid 1, sub b, van richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij, moet aldus worden uitgelegd dat een bemiddelingsdienst die erin bestaat personen die stedelijke verplaatsingen willen maken, met elkaar in contact te brengen door middel van een smartphoneapplicatie en tegen betaling in contact brengt met erkende taxichauffeurs, met het oog waarop de dienstverlener met deze chauffeurs dienstverleningsovereenkomsten heeft gesloten tegen betaling van een maandelijks abonnementsgeld, maar de reserveringen niet aan hen doorgeeft, het ritbedrag niet vaststelt en evenmin int bij de passagiers, die dit rechtstreeks aan de taxichauffeur betalen, en geen enkele controle uitoefent op de kwaliteit van de voertuigen of de chauffeurs ervan of op het gedrag van de chauffeurs, een "dienst van de informatiemaatschappij" in de zin van deze bepalingen vormt.
  2. Artikel 1, lid 1, sub f, van richtlijn 2015/1535 moet aldus worden uitgelegd dat een regeling van een lokale overheid die de verrichting van een bemiddelingsdienst, die ertoe strekt personen die stedelijke trajecten willen afleggen door middel van een smartphoneapplicatie en tegen vergoeding in contact te brengen met erkende taxichauffeurs, afhankelijk stelt van het verkrijgen van een voorafgaande vergunning, die reeds geldt voor andere aanbieders van taxireserveringsdiensten, en die wordt aangemerkt als een "dienst van de informatiemaatschappij" in de zin van artikel 1, lid 1, sub b, van richtlijn 2015/1535, afhankelijk stelt van het verkrijgen van een voorafgaande vergunning, die reeds geldt voor andere aanbieders van taxireserveringsdiensten, vormt geen "technisch voorschrift" in de zin van eerstgenoemde bepaling.
  3. Artikel 56 VWEU, artikel 3, leden 2 en 4, van richtlijn 2000/31 en artikel 16 van richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt, moeten aldus worden uitgelegd dat zij niet van toepassing zijn op een geschil waarvan alle relevante elementen tot één lidstaat zijn beperkt.

Artikel 4 van richtlijn 2000/31 moet aldus worden uitgelegd dat het niet van toepassing is op een regeling van een lidstaat die het verrichten van een bemiddelingsdienst, die ertoe strekt personen die stedelijke trajecten willen afleggen door middel van een smartphoneapplicatie en tegen vergoeding in contact te brengen met erkende taxichauffeurs, en die wordt aangemerkt als een "dienst van de informatiemaatschappij" in de zin van artikel 2, sub a, van richtlijn 2000/31, dat verwijst naar artikel 1, lid 1, sub b, van richtlijn 2015/1535, afhankelijk stelt van het verkrijgen van een voorafgaande vergunning, die reeds geldt voor andere aanbieders van taxireserveringsdiensten.

De artikelen 9 en 10 van richtlijn 2006/123 moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een regeling van een lidstaat die het verrichten van een bemiddelingsdienst, die ertoe strekt personen die stedelijke trajecten willen afleggen, door middel van een smartphoneapplicatie en tegen vergoeding in contact te brengen met erkende taxichauffeurs, afhankelijk stelt van het verkrijgen van een voorafgaande vergunning voor de uitoefening van hun activiteit, wanneer de voorwaarden voor het verkrijgen van die vergunning niet voldoen aan de in die artikelen gestelde eisen, onder meer omdat zij technische eisen stellen die ongeschikt zijn voor de betrokken dienst, afhankelijk van het verkrijgen van een voorafgaande vergunning voor de uitoefening van hun activiteit, wanneer de voorwaarden voor het verkrijgen van de vergunning niet voldoen aan de in die artikelen gestelde eisen, in die zin dat zij onder meer technische eisen stellen die ongeschikt zijn voor de betrokken dienst, hetgeen de verwijzende rechter dient na te gaan.