US$

km

Blog
Uber en de EU-wetgeving: Informatiedienst of transportaanbieder?

Uber en de EU-wetgeving: Informatiedienst of vervoerder?

Leo Besutti
door 
Leo Besutti
4 minuten lezen
Zakenreizen
Februari 07, 2025

In het evoluerende landschap van digitale platformen is een cruciale vraag gerezen: Moeten diensten zoals Uber enkel worden geclassificeerd als "diensten van de informatiemaatschappij" onder Richtlijn 2015/1535, of vormen ze vervoersdiensten die onderworpen zijn aan strengere regelgeving? Dit onderscheid heeft belangrijke gevolgen voor de manier waarop dergelijke platforms opereren binnen de Europese Unie.

Richtlijn 2015/1535 definieert een "dienst van de informatiemaatschappij" als een dienst die:

  1. Voorzien van een vergoeding,
  2. Op een afstand,
  3.  Elektronisch,
  4. Op individueel verzoek van een ontvanger.

In het algemeen mogen EU-lidstaten geen beperkingen opleggen aan deze diensten, zoals het vereisen van voorafgaande toestemming of licenties, behalve in uitzonderlijke omstandigheden na een specifieke procedure die kennisgeving aan de Europese Commissie omvat.

Vervoersdiensten vallen daarentegen buiten het toepassingsgebied van deze richtlijnen en zijn onderworpen aan gespecialiseerde regelgeving. Aanbieders van dergelijke diensten kunnen licenties en voorafgaande vergunningen nodig hebben en chauffeurs kunnen speciale vergunningen nodig hebben. Bovendien kunnen taxidiensten onderworpen zijn aan vereisten zoals visuele identificatie, vaste prijzen, taximeters en verplichte contractverplichtingen. Deze regels worden bepaald door nationale wetten, aangezien er geen uniforme EU-wetgeving is voor personenvervoer.

De opkomst van digitale platforms zoals Uber, die het mogelijk maken om passagiersvervoer direct te boeken, heeft geleid tot juridische discussies over hun classificatie. Zijn het slechts tussenpersonen die informatiediensten aanbieden, of zijn het volwaardige vervoersaanbieders? Dit onderscheid is cruciaal, omdat het laatste hen zou onderwerpen aan uitgebreide transportregelgeving, waardoor ze niet langer de verdediging zouden hebben dat ze alleen informatiedienstverleners zijn.

De zaak Uber: Een juridisch onderzoek

In december 2017 behandelde het Hof van Justitie van de Europese Unie (HJEU) deze kwestie in de zaak *Asociación Profesional Elite Taxi v. Uber Systems Spain SL* (Zaak C-434/15). De zaak draaide om de vraag of de dienst van Uber, die niet-professionele chauffeurs die hun eigen voertuigen gebruiken in contact brengt met passagiers via een smartphone-applicatie, moet worden geclassificeerd als een dienst van de informatiemaatschappij of een vervoerdienst.

Het HvJEU concludeerde dat de dienst van Uber meer is dan een eenvoudige bemiddelingsdienst. Het Hof merkte op dat Uber:

  1.  Biedt een smartphone-applicatie die onmisbaar is voor zowel bestuurders als passagiers,
  2. oefent beslissende invloed uit op de voorwaarden waaronder chauffeurs hun diensten verlenen,
  3. Bepaalt het maximumtarief,
  4. oefent controle uit op de kwaliteit van de voertuigen, de chauffeurs en hun gedrag,

Op basis van deze factoren heeft het Hof vastgesteld dat de bemiddelingsdienst van Uber een integraal onderdeel is van een algemene dienst waarvan de belangrijkste, primaire component een vervoerdienst is. Bijgevolg kwalificeert Uber niet als een dienst van de informatiemaatschappij, maar eerder als een dienst op het gebied van vervoer. Deze kwalificatie onderwerpt Uber aan nationale regelgeving op het gebied van vervoersdiensten, inclusief mogelijke vereisten voor vergunningen en licenties.

Het is echter belangrijk om deze uitspraak niet te generaliseren naar alle digitale platformen. De classificatie van een platform hangt af van specifieke criteria. Het HvJEU heeft anders geoordeeld in andere zaken, zoals die met betrekking tot AirBnB en Star Taxi, waar de platforms werden erkend als tussenpersonen in plaats van dienstverleners. 

Het HvJEU heeft geoordeeld dat platformen die geen controle uitoefenen over prijzen, rijgedrag en servicevoorwaarden - zoals AirBnB, dat enkel verhuur op korte termijn faciliteert zonder de voorwaarden te dicteren - kunnen worden gekwalificeerd als diensten van de informatiemaatschappij. Op dezelfde manier erkende de rechtbank in de Star Taxi zaak de dienst als een tussenpersoon omdat het geen operationele voorwaarden oplegde aan chauffeurs.

Implicaties voor digitale platforms

De uitspraak van het HvJEU heeft belangrijke gevolgen voor digitale platforms die actief zijn in de transportsector. Platforms die, zoals Uber, aanzienlijke controle uitoefenen over de vervoersdienst kunnen worden geclassificeerd als vervoersdienstverleners in plaats van louter tussenpersonen. Deze classificatie onderwerpt hen aan de overeenkomstige nationale regelgeving, die per EU-lidstaat kan verschillen. Echter, zoals aangetoond door zaken als AirBnB en Star Taxi, kunnen platformen die enkel verbindingen tussen dienstverleners en klanten faciliteren zonder de dienst zelf te controleren, nog steeds worden geclassificeerd als tussenpersonen onder de EU-wetgeving.

Concluderend hangt de wettelijke classificatie van digitale platforms in de transportsector af van de mate van controle die ze uitoefenen over de dienst. Platformen die een integrale rol spelen in het organiseren en beheren van transportdiensten zullen waarschijnlijk worden geclassificeerd als transportdienstverleners, waardoor ze onderworpen zijn aan de overeenkomstige nationale regelgeving. Dit juridische landschap vereist een zorgvuldige afweging door digitale platforms om ervoor te zorgen dat ze voldoen aan de toepasselijke wetgeving.